Woningmarktpartijen hebben nauwelijks een goed woord over voor de fiscale keuzes van de overheid. Dat de verhuurderheffing uiterst omstreden is, behoeft geen toelichting. Dat de manier waarop de hypotheekrenteaftrek wordt afgebouwd geen schoonheidsprijs zal krijgen, is duidelijk. En dinsdag stelde de Vereniging Eigen Huis voor de ozb niet langer te baseren op de waarde van de woning maar op het aantal bewoners ervan. 'Want gemeenten trekken zich niets aan van de dalende huizenprijzen, ze vragen zelfs meer belasting', aldus de VEH enigszins verontwaardigd in het Financieele Dagblad.
Ongelukkig
Het ligt voor de hand dat 'getroffen' partijen protesteren als ze geconfronteerd worden met nieuwe en hogere heffingen. Dan gaat het zeker niet altijd om de absolute omvang van de heffingen, vaak is het de vormgeving die de meeste weerstand oproept, omdat die allerlei onbedoelde effecten met zich meebrengt. In het geval van de verhuurderheffing is bijvoorbeeld de combinatie van die heffing met het koppelen van de huren aan de WOZ-waarde op z'n zachtst gezegd nogal ongelukkig. Door die koppeling zullen corporaties in veel gevallen niet de hogere huren kunnen vragen die nodig zijn om de verhuurderheffing te kunnen betalen.
Scheefwonen
Wil dat zeggen dat er maar moet worden afgezien van nieuwe of hogere belastingen op wonen en woningbezit? De staatssecretaris zit op een ander spoor, zo valt uit zijn beleid af te leiden. De verhuurderheffing werd al aangekondigd in het regeerakkoord van het gedoogkabinet Rutte-Verhagen en in het Lenteakkoord werd eraan vastgehouden, toen nog gericht op zowel de gereguleerde sector als de vrije sector. In het Belastingplan verdween de vrije sector uit de plannen, en werd de combinatie gezocht met meer mogelijkheden voor corporaties om de huren te verhogen, om scheefwonen tegen te gaan.
Belangrijker is nog dat Weekers de economische rationale van het belasten van onroerend goed aangeeft. In de Memorie van toelichting bij de Wet verhuurderheffing van 18 september schrijft hij dat een belasting op onroerende zaken 'het minst verstorende effect heeft op het bruto binnenlands product', in vergelijking met indirecte belastingen, inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting. Bron is een groot empirisch onderzoek van de Duitse OESO-econoom Jens Arnold uit de jaren 2007/2008.
Groei aanmoedigen
Arnold analyseert in dat onderzoek gegevens over de fiscale structuur van 21 OESO-landen over de jaren 1970 tot 2005, met als doel de gevolgen voor het bbp in kaart te brengen van verschuivingen tussen belastingcategorieën. Bij gelijkblijvende belastingopbrengsten kunnen veranderingen in de belastingstructuur economische groei aanmoedigen of belemmeren omdat individuen en ondernemingen door die veranderingen andere economische beslissingen nemen.
Arnold komt tot een hiërarchie van belastingtypen naar gelang de mate waarin ze economische groei belemmeren. Het minst verstorend zijn belastingen op onroerend goed, gevolgd door belastingen op consumptie - indirecte belastingen. Inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting verstoren economische groei het meeste. Kwantitatief: als in een land 1 procent van de belastingopbrengsten verschoven worden van inkomstenbelastingen naar indirecte en onroerend goed-belastingen, dan levert dat 0,25 tot 1,0 procent extra economische groei op.
Verlaging ozb
Minder inkomsten- en vennootschapsbelasting heffen en meer indirecte belastingen en belastingen op onroerend goed: dat is goed voor de economie. Houdt het kabinet aan die analyse vast, dan maken de partijen op de woningmarkt weinig kans met hun protesten tegen de mate waarin wonen en woningbezit belast (zullen) worden. Pijlen gericht op de vormgeving maken meer kans. Maar een verlaging van de ozb, zoals de Vereniging Eigen Huis wil? Dat lijkt uitgesloten zijn.
Bron: Redactie TaxLive