Ondanks het feit dat een ex-echtgenoot geen eigenaar van de woning is, kan de helft van de rente worden afgetrokken op grond van de echtscheidingsregeling. De andere helft van de betaalde hypotheekrente is aftrekbaar als onderhoudsverplichting. Dat oordeelt Hof Den Bosch.
De zaak (4 februari 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:347) verloopt als volgt. Een man en vrouw zijn gehuwd met uitsluiting van iedere gemeenschap. Zij wonen in een woning die tot het vermogen van de vrouw behoort. Voor de aankoop van de woning heeft de vrouw een hypothecaire geldlening afgesloten waarop beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn.
Man en vrouw gaan scheiden en de man verlaat op 1 juni 2013 de echtelijke woning. Op 13 augustus 2013 dienen zij een verzoek tot echtscheiding in bij de rechtbank. En op 1 december 2013 schrijft de man zich in op een nieuw adres. In het echtscheidingsconvenant spreken de ex-echtelieden af dat de man de volledige hypotheekrente betaalt en dat geen alimentatie verschuldigd is door de man.
Bij de aangifte inkomstenbelasting over het belastingjaar 2013 kiezen de man en de vrouw ervoor apart aangifte te doen. Zij maken dus geen gebruik van de mogelijkheid om nog het gehele jaar van scheiding te worden aangemerkt als partner. De man trekt de volledige hypotheekrente af met een beroep op de echtscheidingsregeling van art. 3.111 lid 4 Wet IB 2001. Daarbij stelt hij dat mocht de hypotheekrente niet aftrekbaar zijn op grond van de echtscheidingsregeling, aftrek als onderhoudsverplichting in de zin van art. 6.3 Wet IB 2001 kan worden toegepast.
De Belastingdienst is het hier niet mee eens en komt tot de volgende conclusie:
- de helft van de hypotheekrente tot 1 juni 2013 is aftrekbaar volgens de hoofdregel van art. 3.111 Wet IB 2001;
- de helft van de hypotheekrente in de periode 1 juni tot 1 december 2013 is aftrekbaar volgens de echtscheidingsregeling van art. 3.111 lid 4 Wet IB 2001;
- vanaf 1 december 2013 is er geen hypotheekrenteaftrek meer mogelijk omdat het fiscaal partnerschap is geëindigd en de man geen eigenaar is van de woning;
- aftrek als onderhoudsverplichting volgens art. 6.3 Wet IB 2001 is niet aan de orde omdat dit niet in het convenant is vastgelegd.
Hof Den Bosch oordeelt dat de man gebruik kan maken van de echtscheidingsregeling van art. 3.111 lid 4 Wet IB 2001. Volgens de rechter is het niet vereist dat de man ook eigenaar van de woning is. De man kan voor het hele jaar 2013 de helft van de rente aftrekken. Voor de periode tot 1 juni 2013 op grond van de hoofdregel en vanaf 1 juni op grond van de echtscheidingsregeling.
Daarnaast concludeert de rechter dat de man vanaf 1 juni 2013 de (andere) helft van de hypotheekrente in aftrek mag brengen als onderhoudsverplichting omdat man en vrouw nog het hele jaar (2013) gehuwd waren. En tijdens een huwelijk bestaat op grond van art. 1:81 BW de verplichting om elkaar het nodige te verschaffen.
Belang voor de praktijk
De uitspraak van Hof Den Bosch kent twee elementen die voor de praktijk van belang zijn: de eigendomsverhouding en de aftrek als onderhoudsverplichting.
Eigendomsverhouding
Uit de parlementaire geschiedenis bij art. 3.111 lid 4 Wet IB 2001 blijkt dat het doel van de scheidingsregeling is om bij wijze van overbrugging de hypotheekrenteaftrek nog maximaal twee jaar en voor (gezamenlijk) 100% toe te staan nadat de woning de belastingplichtige niet langer als hoofdverblijf ter beschikking staat. Daarbij gaat de wetgever in eerste instantie uit van de meest voorkomende situatie dat twee partners gezamenlijk de eigendom hebben van de eigen woning.
Hof Den Bosch concludeert dat als de wetgever als voorwaarde had bedoeld te stellen dat een belastingplichtige gedurende die periode nog (mede) eigenaar van de woning moest zijn, dit nadrukkelijk als voorwaarde in de wet benoemd had moeten worden.
Het is de vraag of de uitleg van het hof houdbaar is. Een van de uitgangspunten van art. 3.111 Wet IB 2001 is namelijk eigendom. Wellicht dat cassatie meer duidelijkheid kan bieden.
Aftrek als onderhoudsverplichting
Het hof stelt dat de man vanaf 1 juni 2013 de helft van de hypotheekrente in aftrek mag brengen als onderhoudsverplichting zonder dat er sprake is van een convenant of een gerechtelijke beslissing. Prettig voor de man maar minder prettig voor de vrouw. Zij wordt zonder daarin gekend te zijn geconfronteerd met een alimentatiebetaling ter grootte van de helft van de hypotheekrente vanaf 1 juni 2013. De vrouw moet dit bedrag tot haar inkomen rekenen en is hierover belasting verschuldigd.
Bovendien heeft dit extra inkomen gevolgen voor onder andere heffingskortingen en eventuele toeslagen. Dit lijkt een niet gewenst gevolg van de uitspraak. Het vorenstaande benadrukt nog eens de noodzaak van adequate fiscaal en juridische begeleiding bij een echtscheiding. Correcte afspraken over hypotheekrenteaftrek en onderhoudsverplichtingen hadden in deze zaak zonder tussenkomst van de rechter tot de gewenste fiscale uitkomst kunnen leiden.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden