Het reële coöperatieve bedrijfsleven zal niet geraakt worden, zo luidt de belofte in de toelichting op het conceptwetsvoorstel inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling. Dat moge wellicht waar zijn, maar door een systeemaanpassing is de aantrekkelijkheid van de houdstercoöperatie-structuur met dochtervennootschappen er wel vanaf. Ook over het nieuwe begrip 'relevante substance' is het laatste woord vast nog niet gezegd.
Internetconsultatie
Het conceptwetsvoorstel inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling, ligt nog slechts enkele dagen, tot en met 13 juni 2017, ter
internetconsultatie. Het voorstel introduceert de inhoudingsplicht voor de dividendbelasting van houdstercoöperaties, een uitbreiding van de inhoudingsvrijstelling naar derde landen waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten en een nieuwe bepaling om misbruik te bestrijden.
Versoepeling en verslechtering
Jan Roeland, belastingadviseur bij PKF Wallast, ziet in het conceptwetsvoorstel zowel een versoepeling als een verslechtering in de dividendbelasting. "Door de versoepeling kunnen kapitaalvennootschappen zoals nv's en bv's in de toekomst dividenden uitkeren zonder inhouding van dividendbelasting, waar dat in de huidige situatie nog niet kan. Het wetsvoorstel creëert namelijk een gelijke positie van aandeelhouders. Er is straks geen verschil meer tussen aandeelhouders in Nederland, in de EU en de EER en aandeelhouders in derde verdragslanden. Bij een aandelenbelang, gehouden vanuit genoemde gebieden, van 5% of meer vindt bij actieve structuren die niet gericht zijn op belastingbesparing kortgezegd dus geen inhouding van dividendbelasting plaats. Nu de verlaging wettelijk geregeld wordt in plaats van via een belastingverdrag lijken de uitvoeringsvoorschriften, of die verlaging plaatsvindt met een vrijstelling aan de bron dan wel met een teruggaaf, minder van belang te worden. Straks is dit voor deelnemingsdividenden automatisch een verlaging aan de bron."
Een verslechtering is er voornamelijk voor private equity structuren waarbij een coöperatie in eigendom is van een private equity fonds. "Nu kan zo'n coöperatie nog zonder inhouding van dividendbelasting dividenden uitkeren aan het fonds", legt Roeland uit. "Wordt de houdstercoöperatie inhoudingsplichtig voor de dividendbelasting, dan kan dit niet meer. Er geldt dan alleen een inhoudingsvrijstelling als het private equity fonds inwoner is van een verdragsland of een ander EU/EER-land, maar door de fiscale transparantie van een dergelijk fonds doet die inwonersituatie zich in de praktijk over het algemeen niet voor."
Overgangsrecht?
"Met diverse private equity structuren heeft de Belastingdienst in het verleden rulings gesloten", vervolgt Roeland. "Een aantal van die afspraken gaat waarschijnlijk vervallen. Opvallend genoeg wordt er niet gerept over bestaande structuren. In de toelichting bij het conceptwetsvoorstel komen de woorden overgangsrecht of eerbiedigende werking niet voor. Zonder overgangsrecht zal een aantal private equity structuren, waarvan de Belastingdienst de Nederlandse fiscale positie heeft bevestigd, moeten worden geherstructureerd."
Een tegemoetkoming is er nog wel voor private equity structuren wanneer er tussen het private equity fonds en de Nederlandse coöperatie een buitenlandse tussenhoudster wordt gevoegd. Roeland: "Is deze buitenlandse tussenhoudster een kwalificerende aandeelhouder dan kan de coöperatie alsnog winsten uitkeren zonder inhouding van dividendbelasting. Die tussenhoudster moet dan wel relevante substance hebben."
Relevante substance
Het begrip relevante substance als invulling van geldige zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen, is nieuw. Bij onvoldoende relevante substance is sprake van een kunstmatige constructie of transactie en is de inhoudingsvrijstelling voor dividendbelasting niet van toepassing. Om het begrip relevante substance voor de nieuwe antimisbruikbepaling handen en voeten te geven is aansluiting gezocht bij de algemene antimisbruikbepaling uit de moeder-dochterrichtlijn en de Principal Purpose Test (PPT) uit actiepunt 6 van het BEPS-project. Zo wordt aangesloten bij de bestaande substance-eisen (voor dienstverleningslichamen) die zijn opgenomen in het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen. Daaraan wordt wel een tweetal nieuwe criteria toegevoegd: een loonkostencriterium van € 100.000 en het vereiste van een eigen kantoorruimte die ook feitelijk wordt gebruikt voor de uitoefening van werkzaamheden ten behoeve van de schakelfunctie. Daarmee sorteert het kabinet alvast voor op de PPT.
"Het blijft alleen niet bij voorsortering", aldus Roeland, "de PPT is een abstract criterium dat Nederland nu al kwantificerend invult. Kwantificeren geeft wel helderheid, maar er zit ook een keerzijde aan. Voor grote multinationals is het loonkostencriterium niet zo'n probleem. Voor kleine multinationals wordt het een ander verhaal. Voor hen is een inhoudingsvrijstelling op de dividendstroom nauwelijks goed te maken met de extra kosten om die kwantificering te dragen. Bovendien lijkt het loonkostencriterium van € 100.000 te zijn gebaseerd op Nederlandse maatstaven, maar hoe ga je daarmee om ingeval van een tussenhoudster in een lagelonenland?"
Systeemaanpassing
Dat het kabinet tot slot het verschil tussen kapitaalvennootschappen en coöperaties in de dividendbelasting wil opheffen, heeft eveneens een keerzijde. Roeland: "Het systeem van de wet wordt aangepast. Nu geldt er voor coöperaties geen inhoudingsplicht, tenzij sprake is van misbruik. Straks is er automatisch een inhoudingsplicht, tenzij er een vrijstelling geldt. Die systeemaanpassing zou zomaar kunnen betekenen dat de aantrekkelijkheid van coöperaties vele malen kleiner wordt. Er is dan namelijk geen voordeel meer om een coöperatie met dochtervennootschap op te richten als een dergelijke structuur hetzelfde wordt behandeld als een moedervennootschap met een dochtervennootschap. Hierdoor lijkt de systeemaanpassing verder te gaan dan het enkel aanpassen van situaties van misbruik "
Bron: Redacteur Marit Muller
4