De Hoge Raad heeft dinsdag de herzieningsaanvraag van voormalig zakenman Jan Dirk Paarlberg afgewezen. Paarlberg werd in 2014 onherroepelijk veroordeeld voor onder meer het witwassen van 17 miljoen euro, afkomstig van zijn in 2004 doodgeschoten ex-compagnon en vastgoedhandelaar Willem Endstra.

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) heeft een inval gedaan bij een bank in München voor een onderzoek naar mogelijke btw-fraude van € 200 miljoen. De directeur wordt ervan verdacht het bedrijf te hebben opgericht met als enig doel een fictieve bedrijfsidentiteit te creëren om transacties te verwerken via de bankrekeningen van zijn bedrijf. Volgens het FD gaat het om de HypoVereinsbank, qua grootte de derde commerciële bank van Duitsland.

De civiele kamer van Rechtbank Amsterdam oordeelt dat Y BV de overeengekomen opdracht niet goed heeft uitgevoerd. Er zijn namelijk voor verschillende periodes geen jaar- en maandaangiften BTW gedaan.

Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de accountant onrechtmatig tegenover X heeft gehandeld omdat in de berekening zonder enig voorbehoud of waarschuwing is uitgegaan van de fiscale waarde in plaats van de economische waarde van de pensioen- en stamrechtverplichting.

De FIOD heeft op dinsdag 19 november 2024 een man aangehouden en doorzoekingen verricht in een onderzoek naar belastingfraude. De 40-jarige man uit de gemeente Westerkwartier is meegenomen voor verhoor. Hij wordt verdacht van het opzettelijk doen van onjuiste aangiften BPM en feitelijk leiding geven aan deze verboden gedragingen.

De vordering betreffende de verschuldigde kinderalimentatie wordt bevoorrecht. Dit betekent dat op het moment er meerdere schuldeisers zijn bij de alimentatieplichtige ouder, de kinderalimentatie vordering voorrang krijgt op de andere schulden. De Eerste Kamer heeft op 19 november 2024 het wetsvoorstel Wet preferente status kinderalimentatieschuld (36433) als hamerstuk afgedaan.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van X niet kunnen leiden tot vernietiging van de verwijzingsuitspraak (art. 81 lid 1 Wet RO). Ambtshalve wordt overwogen dat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep, zodat de redelijke termijn is overschreden.