Minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil in september een evenwichtig pakket aan pensioenmaatregelen voorleggen aan de Tweede Kamer. Kamp wil zo op een verstandige manier vooruitlopen op de nieuwe Pensioenwet die het pensioenstelsel meer toekomstbestendig moet maken.

Hij laat dit weten in een brief aan de Tweede Kamer waarin hij vragen beantwoordt van de Kamerleden Van den Besselaar en Wilders (beiden PVV). De vragen zijn gesteld naar aanleiding van de tweede kwartaalcijfers van de vier grootste pensioenfondsen. Deze cijfers laten zien dat de dekkingsgraden verder zijn gedaald als gevolg van de extreem lage rente.

Daling dekkingsgraden

De leden van de PVV-fractie willen weten of deze daling het gevolg is van de rekenmethodiek van de rente waarop de verplichtingen van de fondsen moeten worden gewaardeerd. Volgens Kamp is de dalende rente  niet de enige reden.

De ontwikkeling van de dekkingsgraden van pensioenfondsen worden bepaald door ontwikkelingen op de financiële markten en ontwikkelingen in de levensverwachting. Bij de financiële markten gaat het zowel om de risicovrije rente waarmee de verplichtingen gewaardeerd moeten worden, als om de beurskoersen die waarde van de bezittingen bepalen. Naast de gedaalde rente is relevant dat bijvoorbeeld de AEX met een huidige stand van circa 330 nog altijd veel lager is dan de stand van 657 ultimo 2007. Sinds ultimo 2007 is ook de levensverwachting sterker toegenomen dan verwacht waardoor de dekkingsgraden van de verplichtingen lager zijn uitgekomen. Daarnaast wordt de ontwikkeling van de dekkingsgraden ook beïnvloed door het exploitatiesaldo dat vooral afhangt van de mate waarin de premie-inkomsten afwijken van de uitgekeerde pensioenen.

Vaste rekenrente komt niet terug

Verder laat Kamp weten dat hij niet wenst terug te keren naar de situatie van voor 2007 toen gewerkt werd met een vaste rekenrente van 4%. De vaste rekenrente van 4% die tot 2007 heeft gegolden, moet worden gezien in het perspectief van de rente op 10-jarige Nederlandse staatsleningen die in de periode 1970-2006 is uitgekomen op een gemiddelde van jaarlijks 7,1%. Het hanteren van een vaste rekenrente heeft in deze periode voorkomen dat pensioenfondsen zich rijk konden rekenden met een veel hogere rekenrente. In die zin heeft de vaste rekenrente decennia lang heel goed gefunctioneerd.

De rente is sindsdien echter gestaag gedaald en in 2005 en 2006 zelfs al lager uitgekomen dan 4%.

Door het geleidelijk verdwijnen van de prudentiemarge tussen de vaste rekenrente van 4% en de feitelijke rente is het gebruik van de vaste rekenrente bij het zeker stellen van nominale pensioenaanspraken steeds meer ter discussie gekomen. Bij een feitelijke rente lager dan 4% kan er immers niet meer op worden vertrouwd dat met het belegd vermogen steeds een rendement kan worden gehaald van ten minste 4%.

Juist om nominale pensioenaanspraken zeker te stellen is de systematiek van een vaste rekenrente verlaten. In plaats daarvan verplicht de Pensioenwet die per 1 januari 2007 van kracht is geworden, tot het hanteren van een risicovrije rente die op basis van marktwaardering wordt bepaald.

Evenwichtig pakket aan maatregelen

Op de vraag wat de minister concreet gaat doen om de onrust weg te nemen, die wordt veroorzaakt door de kortingen op de pensioenen in 2013 en volgende jaren en door de voorgenomen verhoging van de premies, antwoordt Kamp het volgende:

"Bij de bespreking van de Hoofdlijnennota herziening financieel toetsingskader pensioenen (Kamerstukken II, 2011/12, 32 043, nr. 113) heb ik aangegeven dat ik in de komende maand september een evenwichtig pakket maatregelen aan de Kamer zal voorleggen waarbij op een verstandige manier wordt vooruitgelopen op de nieuwe Pensioenwet die het pensioenstelsel meer toekomstbestendig moet maken."

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

2