In mei 2013 heeft het kabinet aangekondigd dat overheidsbedrijven die economische activiteiten uitoefenen uiterlijk per 1 januari 2016 vennootschapsbelastingplichtig zouden worden. In een brief van 6 maart 2014 heeft het kabinet de Tweede Kamer geïnformeerd hoe het de belastingplicht wil vormgegeven. In het conceptwetsvoorstel waar nu aan wordt gewerkt is het uitgangspunt dat concurrerende overheidsondernemingen ongeacht hun rechtsvorm in de belastingplicht worden betrokken, waarbij een vrijstelling wordt geboden voor overheidstaken.
De vormgeving kwam aan de orde in een antwoord van het kabinet op Tweede Kamervragen over een gelijk Europees speelveld voor Nederlandse havens, maar zij is ook van belang voor andere overheidsbedrijven.
De keuze voor een rechtsvormneutrale uitwerking is het resultaat van de in mei 2013 aangekondigde inventarisatieronde bij de verschillende departementen en lagere overheden. De indirecte ondernemingsvariant, waarbij overheden zouden worden verplicht om concurrerende activiteiten onder te brengen in een aparte rechtspersoon, is van tafel. De geconsulteerde belanghebbenden hebben bijna unaniem bezwaren geuit tegen het verplicht op afstand plaatsen van concurrerende activiteiten in een aparte rechtsvorm. Zij zien daarbij vooral op tegen de aansturing, de ‘corporate governance' en de kosten van het oprichten en in stand houden van privaatrechtelijke rechtspersonen. De administratieve lasten die gepaard gaan met de nu gekozen rechtsvormneutrale uitwerking (de directe variant) wegen volgens de belanghebbenden niet op tegen de bezwaren die zij hebben tegen de indirecte overheidsvariant. De nu gekozen uitwerking heeft volgens het kabinet geen gevolgen voor de omvang van de groep overheidsondernemingen die vennootschapsbelastingplichtig worden.
Momenteel overlegt het kabinet met de Europese Commissie over de verschillende aspecten van de gekozen variant en de voorgestelde vrijstelling voor overheidstaken. Specifiek wordt daarbij opgemerkt dat men kijkt naar de mogelijkheid om Nederlandse zeehavenbeheerders bij wijze van overgangsrecht vrijgesteld te houden totdat sprake is van een gelijk Europees speelveld op het gebied van belastingheffing naar de winst voor havens.
Zodra het overleg met de Europese Commissie is afgerond, maakt het kabinet de definitieve afweging over de uiteindelijke vormgeving. Het streeft ernaar het wetsvoorstel op Prinsjesdag 2014 bij de Tweede Kamer in te dienen.
In een eerder stadium koos het kabinet niet voor de directe variant, juist ook in verband met de administratieve lasten. Het meende dat vooral de winsttoerekening aan het belastingplichtige deel van een publiekrechtelijke rechtspersoon een obstakel zou kunnen zijn. Inmiddels is het kabinet hiervan teruggekomen. Het nieuwe wetsvoorstel zal dus naar verwachting – net zoals de huidige regelgeving – bepalen dat het mogelijk blijft dat een belastingplichtig onderdeel binnen een publiekrechtelijk lichaam wordt gedreven. Hoe concurrerende overheidsondernemingen worden gedefinieerd in het wetsvoorstel en welke vrijstellingen zullen gelden is vooralsnog niet duidelijk. Om de extra administratieve lasten zo veel mogelijk te beperken is het van groot belang dat het kabinet optimaal gebruikmaakt van de ruimte die de Europese Commissie biedt om vrijgesteld te worden. Het wetsvoorstel zou idealiter zo moeten worden vormgegeven dat daarmee alleen de echt oneerlijke concurrentie efficiënt wordt aangepakt. Overheidsbedrijven die werken tegen integrale kostprijs zonder winstopslag en grotendeels publieke taken uitoefenen, zoals een groot deel van de gemeentelijke bedrijven, zouden zo veel mogelijk onder een vrijstelling moeten worden gebracht. Daarmee wordt voorkomen dat het wetsvoorstel slechts een vergroting van de administratieve lasten met zich brengt, zonder dat dit per saldo leidt tot meer vennootschapsbelastingopbrengsten.
0