Lidstaten lijken het niet eens te worden over een voorstel van de Europese Commissie voor het snelle reactiemechanisme (SRM) om plotse massieve btw-fraude een halt toe te roepen. Vandaag vergadert de Ecofin Raad in Brussel opnieuw over dit voorstel. Suzanne van de Snepscheut, btw-specialist bij Baker Tilly Berk, is niet verbaasd over de verdeeldheid nu hiermee de concurrentiepositie van landen mogelijk zwakker wordt en de machtspositie van de Europese Commissie sterker.

Tekortkomingen in het btw-stelsel en dan met name bij grensoverschrijdende transacties maken lidstaten kwetsbaar voor fraude. Vaak heeft dit ook ernstige gevolgen voor de Nationale schatkisten. Dit realiserend heeft de Europese Commissie eind juli 2012 een aantal maatregelen voorgesteld om btw-fraude een halt toe te roepen. Een van deze voorstellen betreft het SRM.

Hiermee is het mogelijk dat lidstaten in geval van urgentie een verzoek kunnen indienen bij de Europese Commissie voor het treffen van een derogatiemaatregel op Nationaal niveau om zo btw-fraude een snelle halt toe te roepen. Het voordeel is dat dit binnen circa 1 tot maximaal 2 maanden is te regelen. Een verleggingsregeling kan zo snel worden ingevoerd en Nederland is dan ook voorstander van het SRM, maar niet alle lidstaten zijn even positief.

Machtspositie Europese Commissie

Het voorstel stuit bij een aantal lidstaten op bezwaar omdat de besluitvorming voor een SRM-verzoek hiermee wordt neergelegd bij de Europese Commissie en niet in de Raad. Volgens Van de Snepscheut versterkt dit de machtspositie van de Commissie. "Normaal gesproken gaat een verzoek voor het toepassen van een regeling ter voorkoming of bestrijding van fraude via de Raad en dat betekent instemming van alle lidstaten. Deze procedure belemmert een snelle aanpak van btw-fraude. Vaak gaat hier namelijk maanden overheen en een lidstaat kan besluitvorming ook nog blokkeren. Unanimiteit daarentegen is via de Europese Commissie niet nodig."

De derogatie van het SRM zou overigens volgens het voorstel van de Europese Commissie maximaal één jaar geldig zijn en is daarmee alleen bedoeld om lidstaten de mogelijkheid te geven om in de tussentijd de standaardprocedure zoals omschreven in de Btw-richtlijn te volgen.

Deskundigheid in twijfel

Desalniettemin lijken bepaalde lidstaten toch moeite te hebben met het neerleggen van de besluitvorming bij de Europese Commissie. Van de Snepscheut: "de grote vraag is ook of de Commissie over voldoende deskundigheid beschikt op dat vlak. Niet voor niets heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité juist dit aangehaald in een advies van 15 november 2012 op het voorstel voor het SRM."  Het Comité wijst erop dat het door de voorgestelde procedure van de Europese Commissie zo goed als onmogelijk is om een derogatieverzoek van een lidstaat te laten beoordelen door het comité van deskundigen.

Vetorecht of einddatum

Volgens het Europees Economisch en Sociaal Comité is het voorstel van de Europese Commissie voor het SRM mogelijk makkelijker te accepteren door landen als zij een veto-recht hebben. Dit betekent volgens Van de Snepscheut dat landen stilzwijgend met een SRM-verzoek van een lidstaat eens zijn, tenzij anders aangegeven.

In de Ecofin Raad wordt vandaag ook gesproken over een einddatum voor het SRM tot 2018, om zo tegenstanders alsnog over de streep te trekken. Van de Snepscheut ziet dit als een gevoelsmatige tegemoetkoming. "Lidstaten die tegen zijn hebben zo mogelijk het gevoel dat het hier gaat om een tijdelijke regeling. Een overgangsregeling waar zij niet helemaal aan vastzitten en die later misschien wordt vervangen door een betere regeling."

Van de Snepscheut wijst ook nog op een ander bezwaar: het SRM kan de concurrentiepositie van lidstaten verzwakken. "Het is een individueel land dat bij signalering van grootscheepse btw-fraude een SRM-verzoek gaat doen voor snelle toepassing van de verleggingsregeling. Andere landen doen dat op dat moment mogelijk niet. Toepassing van het SRM kan daarmee de concurrentiepositie van de andere lidstaten verzwakken. Het is een individuele maatregel per lidstaat, juist daar waar samenwerking zo belangrijk is omdat btw-fraude zich vaak afspeelt in een keten van internationale transacties."

Snelle implementatie bij instemming

Het Voorzitterschap van de Ecofin Raad streeft nog steeds naar een overeenstemming voor het SRM vóór eind juni 2013. Mocht dit lukken dan kan een en ander daarna snel geregeld zijn. Het SRM moet worden geïmplementeerd in de Btw-richtlijn. Dit zal geen probleem zijn, zo zegt Van de Snepscheut, want het voorstel hiervoor is al goedgekeurd door de Europese Commissie. " Ieder land moet dit vervolgens ook implementeren in zijn eigen Nationale wetgeving. Nu Nederland zondermeer voorstander is, zal ook dat naar verwachting nog dit jaar te regelen zijn. Het is wel zo dat een land pas een beroep kan doen op de Btw-richtlijn en dus ook op het SRM na aanpassing van de Nationale wetgeving."

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting, Internationaal belastingrecht

1

Gerelateerde artikelen