Een man laat de afkoopsom van zijn oud-regime lijfrenteverzekering overmaken naar zijn eigen BV. De BV koopt daarvoor beleggingsfondsen aan. Op het moment dat de inspecteur het verzoek tot geruisloze overdracht afwijst, zijn de beleggingen in waarde gedaald. De waardedaling leidt niet tot het in aanmerking nemen van een lagere afkoopwaarde, zo beslist Rechtbank Den Haag.

De zaak (8 december 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:9546) verloopt als volgt. Een man sluit op 1 oktober 1990 een oud-regime lijfrente af bij een professionele verzekeraar. Er is sprake van een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule. Op 1 oktober 2008 komt de verzekering tot uitkering. De man wil geen lijfrente aankopen bij de verzekeraar. Hij verzoekt de verzekeraar het vrij gekomen kapitaal van € 86.857 over te dragen aan zijn eigen BV. De verzekeraar maakt dit bedrag op 9 oktober 2008 rechtstreeks over aan de BV. De BV koopt daarvoor beleggingsfondsen aan.
 
Op 19 september 2008 dient de man een verzoek in bij de Belastingdienst. Hij verzoekt de inspecteur er mee in te stemmen dat de BV de lijfrenteverplichting zonder tussentijdse belastingheffing voortzet. Omdat de man op 10 oktober 2008 nog geen antwoord heeft, dient hij opnieuw een verzoek in. Op 26 november 2008 krijgt de man bericht dat zijn verzoek is afgewezen. De inspecteur rekent het vrij gekomen kapitaal van € 86.857 tot het inkomen van de man. De man stelt dat hij door de trage reactie van de inspecteur koersverlies heeft geleden. Dat koersverlies wil hij op het te belasten bedrag in mindering brengen.
 
De rechtbank wijst het verzoek van de man af. De belastingheffing vindt op grond van de wet plaats tegen de afkoopwaarde van de lijfrente. Koersverliezen die daarna ontstaan, kunnen niet op de uitkering in mindering worden gebracht.

Belang voor de praktijk

Op grond van het overgangsrecht wordt de overdracht van lijfrentekapitaal naar een niet-toegelaten uitvoerder aangemerkt als een fiscale afkoop. Deze regeling is sinds de wetgeving ‘Brede Herwaardering' (1992) neergelegd in artikel 75, zevende lid Wet op de inkomstenbelasting 1964 (wettekst 31 december 2000). Op grond van hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O Invoeringswet Wet IB 2001 is deze regeling ook nu nog van toepassing.
 
Omdat er sprake is van een oud-regime lijfrenteverzekering is er in dit geval geen revisierente verschuldigd. Zou nieuw regime lijfrentekapitaal worden overgedragen naar een eigen BV, dan leidt die overdracht tot zowel heffing van inkomstenbelasting als revisierente. Lijfrentekapitaal kan nooit naar een eigenbeheerlichaam worden overgedragen. Goudenhanddrukstamrechtkapitaal daarentegen wel. Verzekerde pensioenaanspraken van een DGA kunnen momenteel ook nog naar eigen beheer worden gehaald, maar daar komt naar het zich laat aanzien op zeer korte termijn een einde aan. Dit hangt af van het moment waarop de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking treedt. Als een pensioenaanspraak eenmaal in de eigen BV is ondergebracht, kan deze na omzetting in een oudedagsverplichting (OV) worden afgestort in een lijfrentevoorziening. Zo kan een verzekerde pensioenaanspraak dus worden omgezet in een (bancaire) lijfrenteaanspraak, de ‘OV-route'. Overigens is de omzetting van een in eigen beheer gehouden pensioen in een oudedagsverpichting afhankelijk van de inwerkingtreding van het hiervoor al genoemde wetsvoorstel.
 

 

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

4

Gerelateerde artikelen