Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de lijfrentetermijnen volledig tot het belastbaar inkomen uit werk en inkomen dienen te worden gerekend, ondanks dat de man stelt dat hij de premies niet in aftrek heeft gebracht.
De zaak (9 november 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10463) verloopt als volgt. De man sluit in 1997 een gerichte lijfrente af met een looptijd van 15 jaar. Hij betaalt de eerste 6 jaar jaarlijks premie en daarna niet meer. In 2012 is de aanspraak omgezet in een direct ingaande tijdelijke oudedagslijfrente. De jaarlijks ontvangen bedragen neemt de man niet in zijn aangiften op.
De belastinginspecteur toont aan dat de man in de periode 1999-2002 lijfrentepremies in aftrek heeft gebracht en betrekt de termijnen volledig in de heffing. Over de aanslagen 2012, 2013 en 2014 heeft hetzelfde hof drie jaar eerder een oordeel geveld en de man in het ongelijk gesteld (Hof Arnhem-Leeuwarden 4 september 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:7862). Ook tegen aanslagen 2015 en 2016 tekent hij bezwaar en (hoger) beroep aan.
De man stelt dat de lijfrentetermijnen ten onrechte in de heffing zijn betrokken. Hij onderbouwt zijn standpunt met verschillende gronden. Hij meent dat de premies niet aftrekbaar waren, omdat de verzekering een beleggingsverzekering was. Hij betoogt dat de in aftrek gebrachte bedragen geen lijfrentepremies waren, maar kosten voor hotelovernachtingen in Duitsland in verband met werkzaamheden aldaar. Ook stelt hij dat verruiming van de saldomethode moet worden toegepast op grond van het besluit van 29 juni 1990, nr. DB90/3579. De rechter oordeelt dat de man niet is geslaagd in zijn bewijslast en stelt de man in het ongelijk.
Belang voor de praktijk
De hoofdregel is dat lijfrentermijnen volledig belast zijn. De premie of inleg daarvoor is aftrekbaar. Heeft iemand de premie of inleg niet of niet volledig in aftrek gebracht, dan kan een beroep gedaan worden op art. 3.107a Wet IB 2001. In deze bepaling is de zogenaamde beperkte saldomethode opgenomen. Op grond van deze bepaling is geen belasting verschuldigd over (de som van) niet-afgetrokken premies of inleg. De tot 2010 betaalde premie/inleg kan volledig worden betrokken in de saldomethode (art. 10a.6 Wet IB 2001), de vanaf 2010 betaalde premie/inleg maximaal tot een bedrag van € 2.269 per jaar. De belastingplichtige moet bewijzen dat de premie/inleg betaald is, maar niet in aftrek gebracht. Hij doet dit door overlegging van de belastingaangiften en aanslagen van de betreffende belastingjaren. Zie ook 'Hebt u niet alle premies of stortingen afgetrokken in uw aangifte?' op de website van de Belastingdienst.
Lees ook het thema Lijfrenten.
Bron: Legal en Compliance Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Pensioenen, Inkomstenbelasting