Sinds de ingrijpende aanpassing per 1 januari 2012 roept de 30%-regeling in de praktijk de nodige vragen op. Hoe moet bijvoorbeeld worden omgegaan met het nieuwe looncriterium voor specifieke deskundigheid in bepaald overgangssituaties en wanneer eindigt nu precies de looptijd van de bewijsregel? Het nieuwe besluit geeft hiervoor handvatten door antwoord te geven op 46 vragen over het al dan niet kunnen toepassen van de 30%-regeling in veel voorkomende praktijksituaties.
Daarmee is het besluit een welkome tegemoetkoming waar werkgevers voor een groot gedeelte mee uit de voeten kunnen. Toch blijven er volgens Schalekamp nog wat kleine, maar zeker geen onbelangrijke zaken hangen.
Vaste loonbestanddelen
Zo is bijvoorbeeld niet duidelijk of er voor het looncriterium rekening mag worden gehouden met nog te ontvangen vaste loonbestanddelen zoals vakantiegeld en/of een dertiende maand. In het specifieke geval dat een ingekomen werknemer gedurende het jaar de leeftijd van 30 bereikt, geeft het besluit wel antwoord. In een dergelijke situatie mag bij de omrekening naar een loon op jaarbasis - wat nodig is om te bepalen of een ingekomen werknemer voldoet aan het looncriterium - de aanspraak op vakantiegeld en/of een dertiende maand worden meegeteld.
Tellen aanspraken mee?
Eenzelfde systematiek kan zich volgens Schalekamp ook voordoen in het migratiejaar. "Alhoewel het logisch is dat in deze situatie op dezelfde wijze wordt omgegaan met de aanspraak op vaste loonbestanddelen geeft het besluit daar geen antwoord op."
Schalekamp noemt het volgende voorbeeld: " Stel een in het buitenland geworven werknemer (ouder dan dertig) komt op 1 juli naar Nederland. In zijn arbeidsovereenkomst is een jaarinkomen afgesproken van € 36.000 inclusief vakantiegeld wat jaarlijks in mei zal worden uitbetaald. Zijn maandinkomen is € 2.777. Dit inkomen moet voor het looncriterium volgens het Uitvoeringsbesluit loonbelasting worden herleid naar een jaar, oftewel 12 x € 2.777 = € 33.324. Daarmee is de 30%-regeling in een klap buiten bereik voor deze werknemer want het looncriterium staat in 2013 op € 35.770. Zou evenwel bij de herleiding de opgebouwde aanspraak op vakantiegeld meetellen dan komt het loon op jaarbasis afgerond uit op € 35.990 en daarmee voldoet de werknemer wel aan het looncriterium."
Het zou fijn zijn als deze in de praktijk toch veel voorkomende situatie ook in het nieuwe vraag-en-antwoord-Besluit wordt meegenomen, zo benadrukt Schalekamp. "Indien de aanspraak op vakantiegeld en/of een dertiende maand in het jaar van migratie niet mag worden meegeteld, dan zou dit een verschil in behandeling betekenen tussen een werknemer die volgens contract maandelijks zijn vakantiegeld krijgt uitbetaald en de werknemer met een jaarlijkse uitbetaling van vakantiegeld."
Tijdelijk verblijf in het buitenland
En dan is er nog een ander punt wat ziet op de vraag over wat er gebeurt met de maximale looptijd van de 30%-regeling wanneer een ingekomen werknemer voor een korte periode door zijn werkgever wordt uitgezonden naar het buitenland. Betekent dit tijdelijke verblijf in het buitenland nu een opschorting van de maximale looptijd van acht jaar of juist een korting?
In het nieuwe besluit wordt gemeld dat dit afhankelijk is van het feit of iemand ondanks tijdelijke uitzending blijft kwalificeren als werknemer. De Hoge Raad lijkt dit criterium niet te gebruiken in haar arrest van 7 oktober 2011 (nr. 10/01385). Hierin komt de Hoge Raad tot de conclusie dat de maximale termijn van de 30%-regeling niet wordt gekort voor de perioden waarin een ingekomen werknemer tijdelijk tewerkgesteld wordt in het buitenland en daar ook fysiek verblijft, maar wel in Nederland zijn fiscale woonplaats houdt.
Het arrest van de Hoge Raad lijkt hiermee haaks te staan op de manier waarop de Belastingdienst aankijkt tegen de tijdelijke uitzending van ingekomen werknemers. Volgens de Belastingdienst betekent deze periode(s) van uitzending in de meeste gevallen immers een korting op die maximale looptijd van acht jaar.
Bron: Redactie TaxLive
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Loonbelasting