Advocaat-generaal Wattel concludeert dat Nederland heffingsbevoegd is over de lijfrentetermijn die Nationale Nederlanden betaalt aan een inwoner van de Filippijnen.
In deze zaak (2 augustus 2023, ECLI:NL:PHR:2023:707) speelt de vraag wie er mag heffen als vanuit Nederland lijfrentetermijnen worden betaald aan een inwoner van een ander land? Van oudsher was de hoofdregel in belastingverdragen dat het woonland mag heffen. Maar op die hoofdregel komen steeds meer uitzonderingen.
In deze zaak gaat het om een nogal bijzondere uitzondering in het belastingverdrag dat Nederland met de Filippijnen heeft gesloten. In dat verdrag is namelijk bepaald dat het bronland mag heffen als de lijfrentetermijnen ten laste komen van de winst die in de bronstaat wordt behaald door een onderneming van die bronstaat of door een onderneming die aldaar een vaste inrichting heeft.
In deze zaak worden de lijfrentetermijnen uitgekeerd door Nationale-Nederlanden. Nationale-Nederlanden is onderworpen aan de heffing van Nederlandse vennootschapsbelasting. De lijfrentegerechtigde man meent echter dat de ontvangen lijfrentetermijn niet ten laste van de winst van Nationale-Nederlanden, maar ten laste van diens (premie)reserve of voorziening is gekomen.
In de cassatieprocedure heeft advocaat-Generaal Wattel nu zijn conclusie gegeven. Wattel geeft aan dat de lijfrentetermijn niet rechtstreeks van kas of bank wordt afgeboekt. De betaling ervan loopt dus niet rechtstreeks via de verlies- en winstrekening van de levensverzekeraar, omdat de betaling wordt afgeboekt op de desbetreffende balansvoorziening. Maar die voorziening is wel ten laste van de winst gevormd. Daarmee zijn de lijfrentetermijnen ten laste van Nederlandse winst gekomen en mag Nederland belasting heffen over de lijfrentetermijnen.
Belang voor de praktijk
Het is de verwachting dat de Hoge Raad deze conclusie van advocaat-generaal Wattel overneemt. Nederland is in dat geval heffingsbevoegd. Eenzelfde uitzondering is overigens terug te vinden in het belastingverdrag dat Nederland heeft gesloten met Zuid-Korea en met Thailand. De bepaling beperkt zich niet tot lijfrenten. Ook pensioen, of de afkoopsom hiervan, valt onder de bepaling.
Deze uitzondering is al eens eerder onder de rechter geweest, namelijk in de uitspraak van Hof Den Bosch 4 december 1997 (ECLI:NL:GHSHE:1997:AA6062). In die procedure ging het om een afkoopsom van pensioen door een pensioenfonds. Het hof oordeelde in die zaak dat de uitzondering niet geldt. Omdat het pensioenfonds geen winst beoogde, dreef het geen onderneming in de zin van het belastingverdrag. Het hof oordeelde daarom dat de afkoopsom exclusief aan het woonland werd toegewezen.
In het document ‘Verdragsstaten IB - Niet-ingezetenen’ van de Belastingdienst (editie 2023) lijkt de Belastingdienst te suggereren dat de uitzondering slechts geldt in situaties van eigen beheer. Dat dit niet zo is, blijkt wel uit de hiervoor genoemde uitspraak van Hof Den Bosch.
Bron: Legal & Tax Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws