Op 25 juni 2015 heeft advocaat-generaal Jääskinen van het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ) conclusie genomen in de zaak Miljoen e.a. Deze zaak gaat over de heffing van dividendbelasting van buitenlandse aandeelhouders. Drie buitenlandse aandeelhouders (twee Belgische particulieren en een Franse bank) hebben bezwaar gemaakt tegen de heffing van dividendbelasting in Nederland. Zij zijn van mening dat zij op het door hen ontvangen dividend door Nederland zwaarder zijn belast dan een met hen vergelijkbare inwoner van Nederland voor hetzelfde dividend in Nederland zou zijn belast. De Hoge Raad heeft prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ. In dit bericht gaat Meijburg in op de zaken van de Belgische particulieren. De conclusie van de advocaat-generaal is gunstig voor hen. Als het HvJ de conclusie volgt, bestaat voor buitenlandse aandeelhouders de mogelijkheid om op basis van het Europees recht de te veel geheven Nederlandse dividendbelasting terug te vragen.

De zaak van de Belgische particulieren

De Belgische particulieren hebben een vergelijking gemaakt tussen de belastingdruk op de betreffende dividenden in een binnenlandse en een buitenlandse situatie. Van hen is 15% dividendbelasting geheven over het ontvangen dividend. Van binnenlandse aandeelhouders wordt ook 15% dividendbelasting geheven, maar deze aandeelhouders kunnen die belastingheffing verrekenen met de verschuldigde belasting in box 3 over de betreffende aandelen. Volgens de buitenlandse aandeelhouders moet de dividendbelasting of geheel worden teruggegeven (belastingheffing in box 3 is geen belastingheffing van dividend, maar van aandelen) of worden vergeleken met de exacte belastingheffing over een forfaitair rendement in box 3.
 
De advocaat-generaal concludeert dat een vergelijking moet worden gemaakt tussen een fictieve belastingheffing in box 3 en de daadwerkelijk geheven dividendbelasting. Bij de berekening van de fictieve belastingheffing in box 3 geldt dat de buitenlander deze vergelijking dient te maken voor een geheel jaar (en dus niet meerdere jaren) voor zijn gehele Nederlandse aandelenbezit samengeteld (dus niet per aandeel/aandelenfonds individueel). Bij de vergelijking van belastingdruk moet rekening worden gehouden met de waarde van de betreffende aandelen, de schulden waarmee de aandelenportefeuille is gefinancierd en het zogenoemde heffingvrije vermogen.

Voorbeeld

Een inwoner van België, heeft voor € 100.000 diverse Nederlandse aandelen. De aandelen zijn voor € 10.000 gefinancierd met een lening. Het totale dividend over 2015 bedraagt € 8.000, waarover € 1.200 Nederlandse dividendbelasting is geheven. Volgens de berekening van de advocaat-generaal zou deze Belg in een binnenlandse situatie in beginsel € 100.000 als grondslag in box 3 in aanmerking mogen nemen. Daarnaast heeft hij recht op aftrek van schulden en een heffingvrij vermogen van ongeveer € 20.000. De grondslag in box 3 is dan nog € 70.000. De belasting in box 3 zou dan € 840 (4% * 70.000 * 30%) hebben bedragen. Dit betekent dat deze Belg in Nederland recht heeft op een teruggave van € 360 Nederlandse belasting.

Voorgenomen wijziging box 3

In de brief van 19 juni 2015 aan de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris van Financiën de hoofdlijnen geschetst voor een nieuw belastingstelsel. Een van de voornemens betreft de hervorming van box 3. Heffing op basis van het werkelijk gerealiseerde rendement in box 3 is complex en niet uitvoerbaar voor de Belastingdienst. De conclusie van advocaat-generaal Jääskinen laat zien dat bij de hervorming van de belastingheffing in box 3 ook rekening moet worden gehouden met het effect van box 3 op de heffing van dividendbelasting van buitenlanders. Als de conclusie van de advocaat-generaal door het HvJ wordt overgenomen, wordt de heffing van dividendbelasting complex en zeer tijdrovend voor de Belastingdienst.

Teruggavemogelijkheden

Voor een buitenlandse aandeelhouder geldt dat hij op basis van de conclusie van advocaat-generaal Jääskinen een berekening kan maken van de fictieve Nederlandse box 3-belasting op de aandelen van in Nederland gevestigde vennootschappen waarop hij dividend heeft ontvangen. Het Nederlandse belastingrecht voorziet in de inkomstenbelasting in een teruggavetermijn van vijf jaar.
 
 
 

Bron: KPMG Meijburg

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting, Europees belastingrecht, Dividendbelasting

0

Gerelateerde artikelen