Op 17 januari 2017 is een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer ter implementatie van de Richtlijn (EU) 2016/881 (‘DAC4') met betrekking tot Country-by-Country Reporting (‘CbCR'). Op 21 maart 2017 zijn de Nota van Wijziging (‘NvW') en de Nota naar aanleiding van het Verslag (‘NaV') naar de Tweede Kamer verzonden. Op 18 april 2017 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel (34 651) en tevens een amendement (nr. 13) over de maximale geldboete aangenomen. Daarnaast heeft de OESO op 6 april 2017 aanvullende richtsnoeren voor de implementatie van CbCR gepubliceerd.
Hieronder volgt een overzicht van de meest in het oog springende wijzigingen.
Aangenomen Nederlands wetsvoorstel Wet aanvullende regels uitwisseling landenrapporten
De beoogde inwerkingtredingsdatum van de wetswijzigingen is 5 juni 2017 en de wetswijzigingen vinden toepassing met betrekking tot verslagjaren die beginnen op of na 1 januari 2016.
Het onvolledige landenrapport (‘Secondary Filing')
In het wetsvoorstel van 17 januari 2017 werden reeds de mogelijkheden geboden om (i) binnen de EU één groepsentiteit aan te wijzen als rapporterende entiteit en om (ii) een (aangewezen) Nederlandse groepsentiteit een onvolledig landenrapport in te laten dienen met alle informatie die zij in haar bezit heeft (het zogeheten ‘secondary filing-mechanisme').
In de NaV is verduidelijkt dat het onvolledige landenrapport niet automatisch uitgewisseld zal worden met andere EU-lidstaten (noch met derde landen) en het derhalve dus ook niet mogelijk is om een EU-groepsentiteit die een onvolledig landenrapport zal opstellen te laten fungeren als ‘aangewezen groepsentiteit' in EU-verband. In de NaV is voorts uiteengezet dat de notificatie betreffende onvolledige landenrapporten wel zal worden uitgewisseld met alle EU-lidstaten.
Vaste inrichting als surrogaatmoederentiteit of aangewezen groepsentiteit?
Naar aanleiding van vragen van de NOB is in de NaV opgemerkt dat een in Nederland gelegen vaste inrichting niet kan optreden als surrogaatmoederentiteit of aangewezen groepsentiteit.
Uitbreiding sanctie naar notificatie
In het wetsvoorstel van 17 januari 2017 was de sanctiebepaling voor het niet voldoen aan de rapporteringsvereisten omtrent het landenrapport reeds uitgebreid naar de notificatie. In de NvW is toegelicht dat deze uitbreiding in werking zal treden met ingang van 5 juni 2017, en derhalve niet met terugwerkende kracht zal worden toegepast.
Op 18 april 2017 is door de Tweede Kamer een amendement (nr. 13) aangenomen op grond waarvan de mogelijke geldboete is verhoogd van een bedrag van ten hoogste € 20.250 naar € 820.000 (!).
Accepteren ‘voluntary filing' of ‘parent surrogate filing'
Zoals in ons eerdere memorandum reeds opgemerkt, kan Nederland op grond van de huidige wettekst geen ‘voluntary filing' of ‘parent surrogate filing' accepteren. In de NaV is aangekondigd dat het kabinet met een voorstel zal komen dat onderdeel is van het Belastingplan 2018 om dit wel mogelijk te maken.
Groepsdossier en afwijkende verslagjaren
In zijn brief van 12 april 2017 heeft de Staatssecretaris van Financiën bevestigd dat, ingeval van afwijkende verslagjaren van de buitenlandse uiteindelijkemoederentiteit en een Nederlandse groepsentiteit, voor het groepsdossier mag worden aangesloten bij het verslagjaar van de uiteindelijkemoederentiteit. Voor het landenrapport was dit reeds expliciet in de wet vastgelegd.
Voor wat betreft het lokaal dossier blijft gelden dat deze dient te zien op het verslagjaar waarop de Nederlandse aangifte vennootschapsbelasting betrekking heeft.
Voor wat betreft alle bovenstaande wijzigingen merkt Meijburg voor de volledigheid op dat het wetsvoorstel uiteraard ook nog door de Eerste Kamer aangenomen zal moeten worden.
Aanvullende OESO-richtsnoeren
De aanvullende richtsnoeren voor de implementatie van CbCR die de OESO op 6 april 2017 heeft gepubliceerd, zijn een update van de eerdere aanvullende richtsnoeren van juni en december 2016. De meest in het oog springende wijzigingen zijn de volgende.
Definitie van gelieerde ondernemingen
De OESO heeft aangegeven dat het begrip ‘gelieerde ondernemingen' voor wat betreft de kolom ‘Inkomsten – Gelieerde partij' dient te worden geïnterpreteerd als ‘groepsentiteit'. Dit is een aanzienlijke inperking van de definitie, daar het begrip ‘gelieerde ondernemingen' een veel breder bereik heeft dan het begrip ‘groepsentiteit'.
Relevante jaarverslagleggingsregels bij het toepassen van de beursfictie
De OESO heeft bevestigd dat, als gevolg van de zogeheten beursfictie, de consolidatievrijstelling voor participatiemaatschappijen – en daarmee het vaststellen van de omvang van de groep en het vaststellen van de uiteindelijkemoederentiteit van de groep – altijd getoetst dient te worden aan de hand van de verslagleggingsregels die van toepassing zijn voor beursgenoteerde ondernemingen.
Bron: KPMG Meijburg
12