De beoogde wijzigingen/vereenvoudigingen:
- Op basis van de huidige wet is het moment van oninbaarheid vaak lastig vast te stellen en onderhevig aan interpretatieverschillen. In het nieuwe wetsvoorstel is een bewijsvermoeden opgenomen waarbij een vordering in ieder geval geacht wordt oninbaar te zijn uiterlijk één jaar na het tijdstip waarop de vergoeding opeisbaar is geworden. Dit bewijsvermoeden van één jaar geldt zowel voor de btw-teruggaaf bij oninbare vorderingen als voor de energiebelastingteruggaaf.
- Het bedrag van de btw-teruggaaf wordt in mindering gebracht in de btw-aangifte van het tijdvak waarin het recht op teruggaaf is ontstaan. Er hoeft dus geen separaat teruggaafverzoek meer te worden ingediend! Voor de energiebelasting geldt dat de teruggaaf bij oninbare vorderingen sowieso al mocht worden opgenomen in de aangifte. Dit wijzigt niet.
- Indien bij een btw- en/of energiebelastingteruggaaf achteraf alsnog (een gedeelte van) de vergoeding wordt ontvangen, ontstaat de verplichting tot terugbetaling van de eerder ontvangen btw en/of energiebelasting. Ondanks dat hier in de huidige praktijk vaak afspraken over worden gemaakt met de Belastingdienst, ontbreekt op dit moment een dergelijke wettelijke grondslag.
- Bij een overdracht van vorderingen treedt de overnemer in de plaats van de overdragende leverancier en/of dienstverlener. Dit betekent dat ook het recht op teruggaaf van btw en energiebelasting wordt overgedragen aan de ondernemer die de vorderingen overneemt. De bepalingen met betrekking tot de teruggaaf en de eventuele terugbetalingsplicht zullen dan ook van toepassing worden op de overnemer.
- In de huidige wet kennen we ook een tegenhanger van de btw-teruggaaf bij oninbare vorderingen. Als een afnemer btw in aftrek heeft gebracht, moet de btw-aftrek namelijk worden gecorrigeerd wanneer duidelijk is dat de vordering (deels) niet meer zal worden betaald. Momenteel moet deze correctie uiterlijk twee jaar nadat de vordering opeisbaar is geworden plaatsvinden. In het nieuwe voorstel wordt dit teruggebracht naar één jaar, zodat deze gelijk wordt gesteld met de teruggaaf.
- Wanneer na de correctie van de eerder genoten btw-aftrek alsnog de vergoeding (gedeeltelijk) wordt betaald, ontstaat in dat tijdvak wederom een recht op aftrek van de btw.
Wat te doen?
Bron: KPMG Meijburg
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Omzetbelasting, Milieuheffingen