In de recent uitgebrachte vijf APA-/ATR besluiten tracht Financiën meer duidelijkheid te verschaffen over substance-eisen, dienstverleningslichamen, APA en ATR beleid. Die missie is wat betreft Bartjan Zoetmulder (voorzitter commissie internationale fiscale zaken NOB en tax partner bij Loyens&Loeff) nu grotendeels geslaagd."Verduidelijkingen zijn aangebracht en de scherpe kantjes zijn eraf. Alles is erop gericht om het Nederlandse vestigingsklimaat te versterken en niet te verzwakken. Hoofdlijn is dan ook hoe meer substance of potentie tot substance des te minder de belemmering voor het verkrijgen van een ruling."

Rode draad

Wie de vijf besluiten in samenhang bekijkt ziet een duidelijke rode draad, zo geeft Zoetmulder aan. "Bedrijven die naar Nederland komen met een 'stand-alone structure' worden strenger behandeld dan bedrijven die zich willen vestigen met operationele activiteiten dan wel serieuze voornemens hebben om te starten met dergelijke activiteiten. Deze bedrijven ondervinden geen onnodige barrières, kunnen gewoon zekerheid vooraf krijgen in de vorm van een ruling en lopen niet aan tegen een informatieverstrekking aan het buitenland. Dit past helemaal in het APA/ATR beleid tot het versterken van het Nederlandse vestigingsklimaat."

Voorafgaand aan het uitbrengen van de vijf besluiten is er in februari nog een informatiebijeenkomst gehouden door de Belastingdienst en het ministerie van Financiën. Daarbij is extra uitleg gegeven aan de adviseringspraktijk over wat er in de besluiten komt te staan en was er gelegenheid tot het geven van extra input. Met die input is Financiën verder aan de slag gegaan. Zo is er een belangrijke toevoeging gekomen in de vorm van een ingroei-mogelijkheid.

Operationele activiteiten

Deze toevoeging is een duidelijke versoepeling voor dienstverleningslichamen. Zekerheid vooraf in de vorm van een APA zonder dat er spontaan informatie wordt uitgewisseld aan betrokken landen is mogelijk als het dienstverleningslichaam niet direct bij aanvang voldoende operationele activiteiten verricht, maar er wel concrete plannen bestaan voor een uitbreiding van de substance in Nederland. Zoetmulder legt uit: "Een dienstverleningslichaam (schakelvennootschap) moet instemmen met informatieuitwisseling uit een ruling (APA) met het bronland. Dit is echter niet het geval als financieringsactiviteiten onderdeel uitmaken van een concern met operationele activiteiten in Nederland. Dan wordt geen informatie uitgewisseld. Wat nu is toegevoegd is dat op het moment dat een dienstverleningslichaam een ruling haalt, het concern waartoe dit lichaam behoort niet al direct operationele activiteiten moet hebben in Nederland, maar wel een concreet uitzicht op het ontwikkelen van dergelijke activiteiten. Het onmiddellijk naar Nederland halen van operationele activiteiten is dus niet noodzakelijk."

Ook een verzoek om zekerheid vooraf in de vorm van een Advance Tax Ruling (ATR) is mogelijk als het lichaam aan de substance eisen voldoet of het concern waartoe het lichaam behoort, in Nederland operationele activiteiten uitoefent of hier concrete plannen voor heeft.

Nieuw is ook de vastlegging van beleid hoe moet worden bepaald of sprake is van voldoende operationele activiteiten in Nederland. In het vraag- en antwoordbesluit dienstverleningslichamen is aangegeven dat dit wordt bepaald aan de hand van feiten en omstandigheden en dat onder andere de volgende elementen hierbij een rol kunnen spelen: het aantal werknemers, het operationele kostenniveau, de aanwezigheid van een eigen ruimte van het concern om de operationele activiteiten uit te oefenen etc.

Versoepeling boekhouding-eis

Bij voldoende operationele activiteiten is er nog een belangrijke versoepeling van de boekhouding-eis. Zoetmulder is blij dat de eis dat de boekhouding in Nederland wordt gevoerd nu minder stringent is. Wanneer een lichaam behoort tot een concern dat de boekhouding buiten Nederland heeft gecentraliseerd, voldoet het lichaam ook aan het boekhoudingsvereiste indien dat concern voldoende operationele activiteiten heeft. "Een belangrijke tegemoetkoming", aldus Zoetmulder, "die al was toegezegd in januari aan de Kamer door toenmalig staatssecretaris Weekers van Financiën. Hierdoor is het mogelijk om bij voldoende operationele activiteiten van het concern hier te lande,  de boekhouding centraal te houden in een "shared service center" in het buitenland."

Passend eigen vermogen

Een andere verduidelijking heeft te maken met het begrip ‘passend eigen vermogen'  ter bepaling of een dienstverleningslichaam reële risico's loopt. Zoetmulder: "Er is nu vastgelegd dat je voor het doen van de aangifte en ter voorkoming van de uitwisseling van informatie moet kijken naar het risicovermogen zoals bedoeld in artikel 8c van de Wet op de vennootschapsbelasting. Ook is aangegeven dat het eigen vermogen dat wordt aangehouden om risico's te dragen minimaal 50% van de jaarlijks te ontvangen royalty's, huur of leasetermijnen dient te zijn, dan wel € 2 miljoen. Dit was al gangbaar in de praktijk, maar is nu vastgelegd. Voorheen was alleen opgenomen welk eigen vermogen minimaal moest worden aangehouden ter dekking van risico's ingeval de activiteiten van een dienstverleningslichaam bestaan uit het ontvangen en betalen van rente."

Met het besluit in de hand kan een dienstverleningslichaam nu makkelijker aangeven wel of niet te voldoen aan de substance-eisen. Een waarschuwing is hier wel op zijn plaats want, zo geeft Zoetmulder aan, voor het halen van een ruling moet nog steeds overleg plaatsvinden met de Belastingdienst over wat nu een passend eigen vermogen is. "Klaarblijkelijk vindt de Belastingdienst dat bij het geven van zekerheid vooraf strengere regels passend zijn. Het betekent dus in concrete gevallen alsnog in onderhandeling over de vraag wat een passend eigen vermogen is om een ruling te kunnen krijgen, nu dit kan afwijken van hetgeen passend is in de aangifte."

Fysieke aanwezigheid bij bestuursbesluiten

Van strenger beleid is op bepaalde andere punten ook sprake. Zo is voor de substance-eis specifiek toegevoegd dat bestuursbesluiten fysiek in Nederland moeten worden genomen. Zoetmulder vraagt zich af of de fysieke aanwezigheid wel van deze tijd is aangezien video conferences en conference calls in boardrooms toch heel gebruikelijk zijn. "Ik zou het logischer vinden om de eis te stellen dat een bestuursvergadering geïnitieerd wordt vanuit en met aanwezigheid van een meerderheid van bestuurders in Nederland. Het besluit lijkt op dit punt echter strenger te zijn."

Onduidelijk hoofdzakelijkheidscriterium 

Onduidelijkheid blijft bestaan over het hoofdzakelijkheidscriterium ter bepaling van het begrip dienstverleningslichaam. Men moet nog steeds kijken naar allerlei factoren, zoals soorten van activa op de balans, samenstelling behaalde omzet, verrichte activiteiten, tijdsbesteding van werknemers etc. Financiën heeft ervoor gekozen om de ruime omschrijving te houden en volgens Zoetmulder is dat wel begrijpelijk. "Financiën kiest voor beleidsruimte, maar voor de praktijk ligt hier gevaar van interpretatieverschil. Zowel voor de Belastingdienst als voor belastingplichtigen kan dit leiden tot veel discussies."

Procedurele verduidelijkingen

En dan zijn er nog enkele procedurele verduidelijkingen waar Zoetmulder op wijst. "Zo bevat het ATR-besluit een uitbreiding van het aantal situaties waarvoor men kan verzoeken om een ruling. Nieuw opgenomen is bijvoorbeeld het verzoek om zekerheid vooraf over de toepassing van de aanmerkelijk belangregeling. Een ruling op dat punt was al mogelijk, maar nu ligt het in ieder geval ook procedureel vast." 

Toegevoegd is ook dat een verzoek om zekerheid vooraf van tussenhoudsters en tophoudsters in internationale structuren alleen in behandeling worden genomen indien het verzoekende lichaam voldoet aan de substance-eisen of het concern waartoe het verzoekende lichaam behoort, in Nederland operationele activiteiten uitoefent of hier concrete plannen voor heeft. Zoetmulder: "In de aankondiging was gezegd dat dit alleen zou gelden voor houdstermaatschappijen, maar nu is vastgelegd dat dit ook in andere situaties mogelijk is."

Een ander voorbeeld van een procedurele verduidelijking is dat nu ook is aangegeven dat een verzoek over de toepassing van de zogenoemde vangnetbepaling in bilaterale regelingen ter voorkoming van dubbele belasting dient te worden voorgelegd aan het APA-/ATR team.

Stap in de goede richting

Alles overziend voorziet Zoetmulder dat de praktijk met de nu vijf uitgebrachte geactualiseerde APA-/ATR besluiten wel uit de voeten kan. "Er zullen altijd vaagheden blijven bestaan, maar de Belastingdienst heeft aangegeven bereid te zijn in overleg te treden. Een ding is zeker: de nu aangebrachte verduidelijkingen zijn een grote stap in de goede richting."

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Internationaal belastingrecht

13

Gerelateerde artikelen