
Van de erfgenamen mag niet verwacht worden dat zij aanvullende stortingen doen om aan een netto uitkeringswens voor de partner van erflater uitvoering te geven, zo beslist Rechtbank Den Haag.
De zaak (8 april 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:3354) verloopt als volgt. Een man heeft een stamrechtovereenkomst met zijn eigen bv. Hij wil zijn vriendin na zijn overlijden een uitkering nalaten van netto € 3.000 per maand. Op advies van zijn belastingadviseur wordt de stamrechtovereenkomst daartoe gewijzigd.
Hij benoemt zijn kinderen op 29 januari 2013 tot enige erfgenamen. Op 5 februari 2013 gaan de man en zijn vriendin een geregistreerd partnerschap aan. Daarbij is iedere gemeenschap van goederen uitgesloten. Op 6 februari 2013 overlijdt de man.
Volgens de bv is het doelvermogen te laag om de vrouw maandelijks € 3.000 netto te kunnen uitkeren. Gezien de wens van de overleden man, vordert de vrouw van de bv dan wel de kinderen een aanvulling van haar uitkering.
De Rechtbank Den Haag gaat daar niet in mee. Met de aanpassing van de stamrechtovereenkomst is de wens van de man maar gedeeltelijk gerealiseerd. Zij kan niet van de kinderen eisen dat zij een netto tekort aanvullen.
Belang voor de praktijk
De uitkomst mag niet verrassen. Als de man een hogere uitkering had willen laten toekomen aan zijn partner dan zij nu krijgt, had hij dit beter moeten regelen. Bijvoorbeeld via een testament of een verzekering.
Een netto uitkering afspreken met een lijfrente- of stamrechtuitvoerder is onmogelijk. Niet met de eigen bv, ook niet met bijvoorbeeld een commerciële bank. Wat je afspreekt, is altijd een bruto uitkeringsbedrag. Natuurlijk kan een netto uitkeringswens wel worden herrekend naar een bruto uitkeringsbedrag, maar door wijziging van belastingtarieven, heffingskortingen, etc. kan de hoogte van de netto uitkering in een volgend jaar wijzigen. Daar is geen oplossing voor.
Bron: Fiscaal Juridisch Vakbureau Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws