Staatssecretaris Wiebes van Financiën is vooralsnog niet van plan de betalingsuitstelregeling bij bedrijfsemigratie aan te passen. De bewindsman ziet in het recente DMC-arrest geen aanleiding om het huidige betalingsuitstel bij exitheffingen nog eens tegen het licht te houden. Internationaal belastingrechtspecialist Dick van Sprundel vindt dit een gemiste kans. Aanleiding is er namelijk genoeg want "de discussie of de wetgeving op dit punt EU-proof is, is nog lang niet ten einde."

Betalingsuitstel

Sinds de uitkomst van het arrest National Grid Indus in 2011 hoeven bedrijven niet langer direct af te rekenen met de fiscus wanneer zij hun zetel verplaatsen naar het buitenland. Bij bedrijfsemigratie mag namelijk ook worden gekozen voor betalingsuitstel tot het moment van realisatie van de stille reserves of betaling in tien gelijke termijnen. De betalingsuitstelregeling staat al vanaf de invoering van de Wet uitstel van betaling exitheffingen ter discussie. Niet voor niets had toenmalig staatssecretaris Weekers van Financiën aan de Eerste en Tweede Kamer toegezegd de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU (HvJ EU) nauwlettend in de gaten te houden om daar waar nodig de Nederlandse wetgeving op het punt van betalingsuitstel bij exitheffingen aan te passen.

Geen reden tot aanpassen

Huidig staatssecretaris Wiebes neemt deze toezegging over en verwijst in zijn recente brief over fiscale moties en toezeggingen aan beide Kamers naar een recent arrest van het HvJ EU in de Duitse zaak DMC. De bewindsman ziet in dit arrest geen aanleiding om de Nederlandse betalingsuitstelregeling bij bedrijfsemigratie aan te passen omdat hier naar zijn zeggen geen algemene conclusies aan te verbinden zijn. Volgens Wiebes verschilt het Duitse systeem van exiheffingen met het Nederlandse systeem en ziet het DMC-arrest op een specifieke situatie. Ook benadrukt hij dat het Nederlandse systeem is gebaseerd op de jurisprudentie van het HvJ EU, met name het arrest National Grid Indus.

Van Sprundel, werkzaam bij de afdeling Fiscale Economie van de Erasmus Universiteit Rotterdam en verbonden als Tax Partner aan Mazars, vindt het positief dat Wiebes de toezegging heeft opgepakt om jurisprudentie op het gebied van exitheffingen in de gaten te houden. Tegelijkertijd vindt hij de redenen die de staatssecretaris opvoert om de betalingsuitstelregeling bij bedrijfsemigratie niet aan te passen en de bijbehorende toelichting in de brief wat kort door de bocht.

Aanleiding genoeg

Al eerder benadrukte Van Sprundel in een artikel voor TaxLive dat de betalingsuitstelregeling bij emigratieheffingen niet EU-proof is. "Het DMC-arrest biedt juist voldoende mogelijkheden om de regeling nog eens kritisch tegen het licht te houden. Die worden door de staatssecretaris niet opgepikt en dat is een gemiste kans."

Staatssecretaris  Wiebes bekijkt het arrest louter vanuit het oogpunt of het arrest van het HvJ EU in de zaak DMC reden is om het betalingsuitstel bij bedrijfsemigratie te beperken in tijd. In de Invorderingswet 1990 is het verleende uitstel momenteel niet aan een bepaalde termijn gebonden. Pas op het moment van realisatie van de stille reserves moet worden afgerekend. Het DMC-arrest werpt hierop volgens Wiebes geen ander licht. Er is geen reden om alsnog een tijdslimiet te verbinden aan het betalingsuitstel van de exitheffingen.

Hoewel Van Sprundel – vanuit het bedrijfsleven gezien – het toejuicht dat geen tijdslimiet wordt ingevoerd, betreurt hij het wel dat de staatssecretaris niet wat uitgebreider ingaat op de zaak DMC, want "er is nog zoveel meer waar de praktijk tegenaan kan lopen." "Inderdaad zijn de Duitse en Nederlandse regelingen niet hetzelfde en daarnaast ging in de DMC zaak het heffingsrecht van Duitsland over naar Oostenrijk. Desalniettemin speelt nog steeds de vraag of Nederland de uitkomsten van het arrest National Grid Indus niet te strikt uitlegt. Hierdoor werken de gehanteerde eisen van zekerheid, administratieve verplichtingen en betaling van rente bij betalingsuitstel materieel te belemmerend uit. De staatssecretaris houdt vast aan de ingezette lijn terwijl het HvJ EU in het DMC-arrest juist enkele belangrijke nuanceringen aanbrengt met betrekking tot de exitheffing arresten in de winstsfeer." Nuanceringen die ruimte geven voor discussie, zo blijkt uit het commentaar van Van Sprundel in het eerder artikel voor TaxLive naar aanleiding van de zaak DMC.

Stop onnodige materiële belemmeringen

De staatssecretaris had volgens Van Sprundel nu van de gelegenheid gebruik kunnen maken om enkele materiële belemmeringen weg te nemen. "Jammer dat er niet wordt teruggekomen op de te stellen zekerheden die volgens het HvJ EU op zichzelf een belemmerende werking hebben en dus alleen maar mogen worden gesteld als vooraf het risico van niet-invordering is ingeschat. Het was aardig geweest als de staatssecretaris hier uitgebreider op was ingegaan. Er bestaat immers een verband tussen het moment wanneer de realisatie naar verwachting gaat plaatsvinden en het mogelijkerwijs stellen van zekerheden. Als het risico op niet-invordering groot is, zou het stellen van zekerheden proportioneel zijn. In een besluit kan de staatssecretaris zekerheid geven door het aangeven van kaders. Hierdoor is een belastingplichtige beter geïnformeerd over hoe en welk maatwerk de ontvanger kan gaan leveren. De bewoording van de aangepaste leidraad per 1 juli 2013 is namelijk niet afdoende."

"Jammer ook dat de staatssecretaris niet ingaat op de zware administratieve eisen. Deze worden in het arrest DMC immers niet expliciet herhaald. Is een eenvoudige jaarlijkse verklaring niet afdoende? Tot slot is ook betreurenswaardig dat de vraag welke rente het HvJ EU in het arrest National Grid Indus nu precies bedoeld heeft – betalingsrente of invorderingsrente – nog steeds niet is opgehelderd en daarmee onverkort overeind blijft."

Het zijn deze materiële belemmeringen die bedrijven beperken in hun vrijheid van vestiging. Deze vestigingsvrijheid staat juist hoog in het vaandel van de Europese Unie. Zo kent het EU-verdrag een verbod op het beperken van de vrijheid van vestiging voor de Europese interne markt.

Beperkte budgettaire effecten

Toch begrijpt Van Sprundel ook waarom de staatssecretaris vasthoudt aan de consistente lijn voor betalingsuitstel bij bedrijfsemigratie. Hij legt dit als volgt uit: "De toezegging dat jurisprudentie van het HvJ EU rondom exitheffingen in de gaten zal worden gehouden is redelijk neutraal. De Nederlandse overheid hanteert het kasstelsel, dus hoeft er geen rekening te worden gehouden met mogelijke tegenvallers die nog niet concreet zijn. Pas in geval van een ‘negatieve' uitkomst van een arrest – denk bijvoorbeeld aan het Bosal-arrest – dient de overheid (snel) budgettaire maatregelen te nemen. Als de bewindsman nu zelf zou opmerken dat de uitkomst van een arrest aanleiding zou kunnen geven tot aanpassing van de wetgeving inzake de betalingsuitstelregeling voor emigratieheffingen, dan moet er ook budgettair iets mee gedaan worden. Dit zou een mogelijke verklaring kunnen zijn voor de defensieve reactie."

Die budgettaire effecten zijn echter wel te overzien. Bedrijven die vertrekken naar het buitenland staan volgens Van Sprundel nou niet direct in de rij voor betalingsuitstel gezien de strenge voorwaarden. Iets wat enkele jaren geleden ook werd onderkend door toenmalig staatssecretaris Weekers tijdens de behandeling van de Wet uitstel van betaling exitheffingen. Het betalingsuitstel was destijds nog tijdelijk geregeld in een beleidsbesluit, maar geen enkel bedrijf had zich toen aangemeld voor toepassing van dit besluit.

Volgens Van Sprundel is het arrest National Grid Indus deels een Pyrrusoverwinning gebleken: "voor dit arrest was de regeling door de onmiddellijk heffing in strijd met Europees recht, maar materieel eigenlijk minder belemmerend. Hoewel het verkrijgen van een banklening voor bedrijven momenteel nog steeds geen sinecure is, is een invorderingsrente van 4%, naast het stellen van zekerheden én het voldoen aan forse administratieve voorwaarden bepaald niet minder zwaar."

Win-winsituatie

"In andere nationale situaties wordt bijvoorbeeld geen rente berekend en naast Duitsland brengt onder andere Frankrijk geen rente in rekening in de winstsfeer", zo geeft Van Sprundel aan. "Deze twee landen hebben beide een grote economie en hebben grote invloed in Europa. Aansluiting zoeken bij deze landen en positiever reageren op het DMC arrest door enkele materiële belemmeringen in de betalingsuitstelregeling bij bedrijfsemigratie weg te nemen, zou de staatssecretaris – ondanks dat hij de moties en toezeggingen als afgedaan beschouwd – uiteindelijk in een betere positie kunnen brengen", aldus Van Sprundel. "Budgettair valt er weinig te vrezen – Nederland behoudt immers op grond van het territorialiteits- / veroorzakingsbeginsel haar claim – terwijl emigrerende bedrijven zo meer zekerheid krijgen en minder discussie hoeven te verwachten. Bovendien wordt de kans op procedures en een nieuwe infractieprocedure tegen Nederland en het bijbehorende gezichtsverlies nog kleiner. Het lijkt me een mooie gelegenheid om een sympathiek gebaar te maken en constructief mee te denken. Dit meedenken draagt bij aan een betere werking van de gemeenschappelijke Europese markt en het wegnemen van beperkingen en andere belemmeringen. Zeker gezien de positie van Nederland in Europa en de nadere verkiezingen voor het Europese parlement zou een dergelijke handreiking al met al een mogelijke win-winsituatie voor de staatssecretaris kunnen opleveren."

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Europees belastingrecht, Invordering

0

Gerelateerde artikelen