Voer voor discussie
Het nieuwe Besluit over de renteaftrekbeperking van 25 maart 2013 vervangt het Besluit van 23 december 2005. Er is dus een relatief lange tijd overheen gegaan voordat er een nieuw Besluit is uitgebracht. Dat terwijl er toch een ingrijpende wetswijziging is geweest in 2007. En daar waar het nieuwe Besluit voor meer duidelijkheid zou moeten zorgen, wordt hier uiteindelijk maar deels aan tegemoet gekomen nu Weekers hierin een aantal onverwachts nieuwe en strengere standpunten inneemt. Standpunten die vrijwel zeker voer voor nieuwe discussies zullen vormen.
Dubbele zakelijkheidstoets bij externe lening
Eén van die nieuwe standpunten betreft een aanscherping van de dubbele zakelijkheidstoets bij een externe lening. Van Strien legt uit: "In het verleden was het kort gezegd zo dat er automatisch sprake was van zakelijke overwegingen als een lening vanuit de groep bezien uiteindelijk extern was ingeleend. Extern lenen maakte het geheel in principe direct zakelijk en de zakelijkheid van de rechtshandeling hoefde dan ook niet meer separaat te worden getoetst."
Met ondermeer een verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad van 27 september 1995 (Noorse AS arrest), lijkt Weekers in het nieuwe Besluit echter het standpunt in te nemen dat zakelijkheid en rechtshandeling wel degelijk separaat moeten worden getoetst, behalve als het gaat om externe acquisities (als een vennootschap een niet verbonden lichaam koopt). Van Strien noemt dit onbegrijpelijk. "Zowel uit het oude Besluit, als de parlementaire geschiedenis alsook de jurisprudentie, waaronder het ‘Noorse AS arrest', volgt dat de separate toetsing niet nodig is. Weekers lijkt de teugels strakker aan te willen te trekken met een ‘out of the blue' nieuw standpunt. Het is echter maar zeer de vraag of de rechter deze nieuwe zienswijze van de staatssecretaris zal volgen." Als Weekers de teugels daadwerkelijk wil aantrekken, is het de koninklijke weg om de wet te wijzigen, aldus Van Strien.
Verliesverrekening
Een ander standpunt van Weekers, dat vrijwel zeker tot discussie zal leiden, betreft een aanscherping van de compenserende heffingstoets ingeval van verliesverrekening binnen een buitenlands fiscaal consolidatieregime. In het Besluit gaat Weekers uit van het volgende: "Bij de opname van een lichaam in een consolidatieregime, zoals bijvoorbeeld het systeem van ‘group relief' in het Verenigd Koninkrijk, dient steeds te worden nagegaan of de heffing over de rentebate in stand blijft. Zo is er bijvoorbeeld geen compenserende heffing als op grond van het consolidatieregime de rentebate in het jaar kan worden afgezet tegen een verlies van een ander lichaam dan de crediteur over dat jaar, dan wel over een eerder jaar.
Onredelijk standpunt
Van Strien noemt de benadering van Weekers op dit punt niet volstrekt redelijk. "In de Wet is vastgelegd dat niet aan de compenserende heffingstoets wordt voldaan als sprake is van verrekening van verliezen uit jaren voorafgaande aan het jaar waarin de schuld is ontstaan. Dit betreft een eenmalige toets op het moment van aangaan van de schuld. Weekers lijkt in geval van een buitenlands consolditatieregime nu het standpunt in te nemen van een steeds herhalende toets of geen sprake is van verrekening van verliezen waardoor er geen redelijke heffing over de rentebate plaatsvindt. Dit standpunt werkt onredelijk uit als op het moment van het aangaan van de schuld niet te voorzien is dat een verbonden lichaam in de daaropvolgende jaren een onverwachts verlies behaalt." Daarbij lijkt Weekers volgens Van Strien een strengere compenserende heffingstoets aan te leggen voor buitenlandse consolidatieregimes dan voor uitsluitend Nederlandse vennootschappen binnen een Nederlandse fiscale eenheid. Hij acht dit – behoudens voor situaties van misbruik – niet terecht.
Parallelliteit
En dan introduceert Weekers in het Besluit nog zijn ‘nieuwe' visie op het begrip ‘parallelliteit'. Het onderdeel over parallelliteit in het Besluit is volgens de staatssecretaris niet nieuw, maar hij onderscheidt wel ineens twee soorten parallelliteit: civielrechtelijke-én fiscaalrechtelijke parallelliteit. Van Strien noemt dit een belangrijke aanscherping ten opzichte van het oude Besluit van 23 december 2005. "De civielrechtelijke parallelliteit lijkt ondermeer te zien op de onzakelijke omleiding en deze vorm van parallelliteit volgt uit de wetgeschiedenis. Dit geldt niet voor de zogenoemde fiscaalrechtelijke parallelliteit. Deze parallelliteitseis beoogt mede het inspelen tegen te gaan op verschillen tussen landen in transparantie van lichamen. Aan deze vorm van parallelliteit is in de wetsgeschiedenis in het geheel geen aandacht besteed, waardoor ook dit begrip vrijwel zeker tot discussie zal leiden. Het is namelijk maar zeer de vraag of de aanwezigheid van ‘dispariteiten' tussen landen ook zonder meer betekent dat dan geen sprake is van zakelijke overwegingen."
Van Strien sluit niet uit dat bepaalde standpunten uit het nieuwe Besluit uiteindelijk (deels) zullen sneuvelen voor de Hoge Raad. Belastingplichtigen zijn echter volgens hem niet gebaat bij discussies die jarenlang voortduren. "De belastingplichtige wil op dit moment redelijkheid en duidelijkheid en dat wordt hem helaas niet gegeven met dit nieuwe Besluit."
Bron: Redactie TaxLive
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Vennootschapsbelasting