De vier nieuwe invorderingsmaatregelen uit het conceptwetsvoorstel Wet aanpak belastingontduiking reiken ver. Deze zijn voornamelijk bedoeld ter bestrijding van internationale verhaalsconstructies maar het bereik is veel groter, waardoor de maatregelen ook zien op binnenlandse situaties. "Dat knelt op bepaalde punten behoorlijk", vindt fiscaal advocaat Arthur Kan van KanPiek Fiscale Advocatuur.
Vier invorderingsmaatregelen
Na een aankondiging van staatssecretaris Wiebes van Financiën in januari van dit jaar om nieuwe maatregelen te treffen tegen belastingontduiking, is er inmiddels een
internetconsultatieronde gestart voor het wetsvoorstel ‘Wet aanpak belastingontduiking' (
zie ook TaxVisions). De consultatie die eindigt op 28 september 2017, bevat naast een beleidsdocument met vijf vragen over het openbaar maken van vergrijpboetes aan adviseurs, een conceptwettekst met bijbehorende memorie van toelichting waarin vier invorderingsmaatregelen zijn uitgewerkt voor het aanpakken van verhaalsconstructies. Het betreft een nieuwe manier van bekendmaking van een belastingaanslag aan ontbonden rechtspersonen, een nieuwe aansprakelijkheid van Paulianeus begunstigden, een uitbreiding van verhaalsmogelijkheden op erfgenamen en een informatieplicht voor potentieel aansprakelijken. In de memorie van toelichting wordt veel gesproken over mogelijke internationale constructies speciaal opgezet om de invordering van belastingschulden te ontlopen. De maatregelen zien echter ook op binnenlandse situaties. Kan vindt dat Financiën daarin op punten doorschiet.
Bewijslast knelt
Als voorbeeld noemt de fiscaal advocaat de bewijslast voor de begunstigde die aansprakelijk wordt gesteld voor een onverplichte handeling door de belastingschuldige waardoor de Belastingdienst is benadeeld in zijn verhaalsmogelijkheden. Weten beiden af van de benadeling van de Belastingdienst of behoren zij daarvan af te weten, dan is de begunstigde hoofdelijk aansprakelijk voor de belastingschuld van de belastingschuldige tot maximaal het bedrag van de begunstiging. De bewijslast van de wetenschap van de benadeling ligt bij de ontvanger. Omdat dit volgens Financiën in veel gevallen lastig is, zo niet onmogelijk, vindt omkering van de bewijslast plaats als de onverplichte handeling zich voordoet in of na het tijdvak waarop de materiële belastingschuld is ontstaan en er sprake is van gelieerde (rechts)personen. In dat geval dient de begunstigde te bewijzen dat hij te goeder trouw is.
"Dit lijkt een vrijwel onmogelijke bewijslast" geeft Kan aan. "De aansprakelijkheidsregeling van begunstigden is geschreven met het oog op grensoverschrijdende situaties waarbij de inning van de belastingschuld vaak lastig is voor de Belastingdienst. De regeling is echter zo ruim opgesteld dat hij ook veel binnenlandse verhoudingen raakt. Ook een passieve aanmerkelijkbelanghouder die zich niet actief bemoeit met het beleid van de bv en een dividenduitkering krijgt in het jaar waarin die bv een materiële belastingschuld heeft, kan bijvoorbeeld worden geconfronteerd met deze aansprakelijkheidsregeling en het wettelijke bewijsvermoeden." Kan meent dat de ontvanger in binnenlandse verhoudingen genoeg verhaalsmogelijkheden heeft via actio Pauliana of de onrechtmatige daad. "Aangezien deze civiele bepalingen soms niet werkbaar zijn in buitenlandsituaties, ligt het in de rede de nieuwe aansprakelijkheidsregeling van begunstigden daadwerkelijk te beperken tot grensoverschrijdende verhaalsconstructies."
Erfgenaam verdient coulance
Ook over de uitbreiding van de verhaalsmogelijkheid op een erfgenaam valt iets op te merken. Straks is de erfgenaam die de erfenis heeft aanvaard niet alleen tot zijn erfdeel aansprakelijk voor bepaalde belastingschulden van de erflater, maar ook tot al hetgeen aan hem is geschonken door de overledene binnen 180 dagen voorafgaand aan het overlijden. "Aangezien de wettelijke beperking van de aansprakelijkheid van een erfgenaam hiermee fors wordt uitgekleed, is enige coulance op zijn plaats," vindt Kan. "Dat kan door deze invorderingsmaatregel te beperken tot de, op het moment van overlijden, al geformaliseerde belastingschulden van de erflater. De Belastingdienst zou dit dan vervolgens moeten doorgeven aan de erfgenamen. Op die manier is te voorkomen dat een erfgenaam enkele jaren later – als de erfenis en de schenking al is opgemaakt of niet direct beschikbaar is – alsnog wordt geconfronteerd met een onaangename aansprakelijkheidsverrassing."
Koninklijke weg
De voorgestelde alternatieve wijze van bekendmaking van een belastingaanslag opgelegd aan een rechtspersoon die (vermoedelijk) is opgehouden te bestaan, is in het leven geroepen om een derde makkelijker aansprakelijk te stellen. Het heropenen van de vereffening is straks niet meer noodzakelijk voor de aansprakelijkstelling van die derde voor de belastingschulden van de ontbonden vennootschap. Kan vindt deze invorderingsmaatregel veel te ruim. "Deze nieuwe bekendmakingswijze van een belastingaanslag zou alleen moeten gelden ingeval van een buitenlandse vennootschap en alleen als een zinvolle heropeningsmogelijkheid niet bestaat. Dan heeft de ontvanger immers geen mogelijkheid om de aanslag bekend te maken en te innen. Voor het verhalen van een belastingschuld van een ontbonden Nederlandse vennootschap, is het heropenen van de vereffening de koninklijke weg. Niet voor niets volgt uit de Leidraad Invordering dat de ontvanger eerst alles in het werk moet stellen om de schuld te halen bij degene op wie de schuld rust. Als die heropening bij feitelijke vereffening niet meer noodzakelijk is om de belastingaanslag aan de ontbonden rechtspersoon bekend te maken en te innen, dan kunnen derden wel erg gemakkelijk aansprakelijk worden gesteld. Zeker nu die derde ook een bestuurder kan zijn die helemaal geen liquidatie-uitkering heeft ontvangen."
Termijnverwarring
Die alternatieve wijze van bekendmaking van de belastingaanslag gebeurt overigens door verzending van het aanslagbiljet aan het parket van de ambtenaar van het Openbaar Ministerie, gevolgd door publicatie van de aanslag in de Staatscourant en de verzending van een afschrift hiervan aan de laatst bekende bestuurders, aandeelhouders en vereffenaars van de ontbonden rechtspersoon. Nadat de belastingaanslag bekend is gemaakt gaan diverse termijnen lopen, zoals de betalingstermijn en de bezwaartermijn. Kan vraagt zich af wanneer dan precies die bezwaartermijn gaat lopen. "Is dat bij uitreiking van het aanslagbiljet aan het parket van het Openbaar Ministerie, op het moment van publicatie in de Staatscourant of pas op het moment dat ook een voormalig bestuurder, aandeelhouder of vereffenaar op de hoogte is gesteld? Als daar enige tijd tussen zit dan is een koppeling op zijn plaats. Dan lijkt mij dat de bezwaartermijn niet al gaat lopen vanaf dagtekening van de aanslag, maar pas als een kopie van het aanslagbiljet is uitgereikt aan de laatste schakel, oftewel de aandeelhouder, laatst bekende bestuurder en vereffenaar van de (vermoedelijk) niet meer bestaande rechtspersoon."
Wassen neus
En dan is er nog de laatste voorgestelde invorderingsmaatregel: een informatieplicht voor de (vermoedelijk) aansprakelijke die nog niet formeel door de Belastingdienst aansprakelijk is gesteld. Die plicht tot het verstrekken van informatie door een potentieel aansprakelijke mag dan nu niet wettelijk geregeld zijn, in de Nederlandse praktijk gebeurt die informatieverstrekking gewoon wel, maar dan onverplicht, zegt Kan. "En het opnemen van potentieel aansprakelijke personen in de kring van informatieplichtigen, zal een buitenlandse partij echt niet over de streep trekken om alsnog te reageren op de Nederlandse fiscus. Dat maakt deze invorderingsmaatregel tot een wassen neus."
Bron: Redacteur Marit Muller
13