Op maandag 18 november leidde Michiel van Iersel, Vice President Corporate Tax Affairs bij ASML, zijn eerste bijeenkomst als nieuwe voorzitter van de sectie Bedrijfsfiscalisten. Ruim tachtig leden waren naar het hoofdkantoor van Mediq in Utrecht gekomen voor een programma waarin twee aansprekende onderdelen uit het OECD Action Plan on Base Erosion and Profit Shifting van juli 2013 centraal stonden: Country-by-Country Reporting en Digital Economy.
Wat was in juli je eerste reactie op het OESO Action Plan?
‘Ik was vooral verbaasd. Normaliter kost het een heel aantal jaren om dit soort zaken rond te krijgen. Hier wordt gewerkt met een tijdlijn van één tot tweeëneenhalf jaar. December 2015 moeten alle actiepunten volgens de planning opgeleverd worden. Sommige maatregelen staan zelfs al eerder gepland: voor september 2014 of september 2015. Een ambitieus plan dus. Het zou een echt huzarenstukje zijn als het allemaal lukt binnen die tijdlijn.'
Is de OESO naïef of onrealistisch?
‘Misschien, maar de politieke druk om belastingontwijking aan te pakken is groot. Deels is het ook een tactische manoeuvre, denk ik. Als je een tijdlijn van vier of vijf jaar zou nemen dan is de urgentie weg. Dan wordt het een regelgevingproces zoals er al zoveel lopen. Nu kan niemand zich veroorloven de aandacht te laten verslappen."
Gaat het lukken?
‘Ik betwijfel echt of het hele programma op de geplande tijdstippen operationeel is. De vertaalslag naar nationale wet- en regelgeving zal moeilijk en tijdrovend zijn. Punt is ook dat de OESO het niet alleen voor het zeggen heeft; geassocieerde landen als China, India en Brazilië praten mee. Die staan niet bekend als makkelijke onderhandelaars. Maar gegeven de politieke wind mee van de EU, de G8 en de G20 denk ik wel dat er de komende twee jaar voor een aantal actiepunten flinke stappen zullen worden gezet.'
Op welke manier raakt het Action Plan een bedrijf als ASML?
‘Niet alle vijftien voorgestelde punten hebben gevolgen voor ons; zeker niet omdat ASML op het gebied van tax planning conservatief opereert. Maar bijvoorbeeld country-by-country reporting raakt ons wel degelijk. Om te beginnen moeten we de rapportage opzetten. Vervolgens zal er een grote inspanning geleverd moeten worden om vragen te beantwoorden en de lezers uit te leggen wat de getallen betekenen ten opzichte van de tax provision. Uiteindelijk zou het kunnen lijden tot een disproportioneel grote belastingparagraaf in het financiële verslag. Ook het veranderende denken over de digitale economie treft ons natuurlijk. Of sterker: daar hebben we – zoals alle bedrijven – nu al volop mee te maken.'
Tot slot: de sectie Bedrijfsfiscalisten waarvan je nu voorzitter bent: wat gaat die de komende tijd doen?
‘We hebben enkele nieuwe bestuursleden, maar gelukkig is een aantal ervaren mensen uit de vorige bestuursperiode gebleven. De bedoeling is dat een deel van het bestuur om de paar jaar vernieuwd wordt, zodat er regelmatig nieuw bloed instroomt met behoud van ervaring. Samen vormen we een goed team. We blijven in elk geval twee keer per jaar een landelijke bijeenkomst organiseren over voor bedrijfsfiscalisten relevante thema's. Daarbij moet je denken aan een afwisseling van thema's met een toekomstige betekenis, waarover het zinnig is al in een vroeg stadium na te denken, en thema's met een acutere lading. En ook belangrijk: wie beide bijeenkomsten bezoekt heeft daarmee al zes PE-uren binnen.'
Bron: NOB
15