De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs waardeert het zeer dat de staatssecretaris door middel van het conceptbesluit overgangsregeling no deal Brexit, de grootste gevolgen voor wat betreft de gevolgen van een no deal Brexit probeert te verzachten. Ook steunt de Orde het uitgangspunt van het besluit, te weten gedurende een beperkte overgangstermijn de fiscale wet- en regelgeving toepassen alsof er geen Brexit heeft plaatsgevonden. Desalniettemin wil de Orde duidelijkheid op een paar punten.
Zo constateert de Orde dat de geldigheidsduur van de voorgestelde overgangsregeling onder omstandigheden zeer kort kan zijn. De Orde vraagt zich af of een belastingplichtige met een boekjaar van 1 april tot en met 31 maart, vanaf 1 april 2019 geen beroep meer kan doen op de voorgestelde overgangsregeling. De Orde meent dat een dergelijke korte termijn geen recht zou doen aan doel en strekking van een overgangsregeling in het kader van de Brexit.
Verder verzoekt de Orde om bevestiging van het volgende. Als een reorganisatie plaatsvindt om de structuur Brexit-proof te maken en in deze reorganisatie artikel 41 Besluit fiscale eenheid 2003 nodig is (aansluitende fiscale eenheid na een van de beëindigingsgronden als bedoeld in artikel 15, lid 10, onderdeel d, e, f of g, Wet Vpb 1969), kan dan worden bevestigd dat de overgangsregeling daarvoor geen belemmering vormt? Of anders geformuleerd: kan de overgangsregeling worden toegepast op het gehele doorlopende boekjaar van de bestaande en de aansluitende fiscale eenheid?
Verder wil de Orde duidelijkheid over toepassing van de Invorderingswet 1990 en de dividendbelasting. Ook vraagt de Orde of de London Stock Exchange een ‘erkende beurs’ blijft. Tot slot vraagt de Orde naar de status van het in 2005 gesloten verdrag inzake sociale zekerheid.
Bron: NOB
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Europees belastingrecht, Invordering, Vennootschapsbelasting, Dividendbelasting