Sinds een recente uitspraak van de Hoge Raad is het nemen van herwaarderingswinst niet langer verplicht bij inbreng van vermogensbestanddelen of een (deel van een) onderneming in een transparante personenvennootschap. Dr. Joan Doornebal, verbonden aan Bureau Vaktechniek van EY Belastingadviseurs, spreekt van pure winst voor de praktijk. Toch blijft er iets knagen, want het arrest laat een belangrijke vraag onbeantwoord.

Verplichte afrekening niet noodzakelijk

Op 11 juli 2014 besliste de Hoge Raad dat er bij inbreng in een transparante personenvennootschap - waarbij de inbreng op de openingsbalans van de vennootschap op de werkelijke waarde wordt gesteld -  niet hoeft te worden afgerekend over de stille reserves van de ingebrachte vermogensbestanddelen. Daarmee komt de Hoge Raad na 55 jaar terug op een arrest uit 1959 (BNB 1960/34). Destijds luidde het oordeel namelijk heel anders. Inbreng van een onderneming tegen werkelijke waarde betekende ook een herwaardering - van fiscale boekwaarde naar hogere inbrengwaarde - op de persoonlijke balans van de inbrenger. Er mocht geen verschil in waarde bestaan tussen de firma balans en de persoonlijke balans van de inbrenger.

Sinds dit oude arrest loopt de praktijk bij inbreng tegen werkelijke waarde aan tegen het verplicht nemen van herwaarderingswinst, met onmiddellijke fiscale afrekening als gevolg. Tot nu, want de Hoge Raad is om. Het nemen van herwaarderingswinst is niet langer verplicht. De koerswijziging die de Hoge Raad nu maakt, kan de belanghebbende in het arrest van 11 juli jl. echter niet baten. Wegens een beroep op het tonnageregime zal deze gewoon moeten afrekenen over de stille reserves bij inbreng.

Toch is het recente arrest van grote betekenis voor de praktijk. Bij inbreng tegen werkelijke waarde van een onderneming in bijvoorbeeld een vof dwingt goed koopmansgebruik niet langer tot herwaardering. "De inbrengende vennoot (inbrenger) mag op zijn persoonlijke fiscale balans blijven uitgaan van de lagere fiscale boekwaarde", zo legt Doornebal uit. "Geen afrekening over stille reserves dus, en dat is pure winst voor de praktijk. Let wel: afrekenen hoeft niet, maar mag wel. Zo kan bijvoorbeeld ingeval van dreigende verliesverdamping herwaarderen en het nemen van winst juist handig zijn."

Twijfels

De ommezwaai van de Hoge Raad lijkt op het eerste gezicht helder, maar is dat niet helemaal. De gekozen formulering in het arrest laat namelijk een belangrijke vraag onbeantwoord. Zo geeft de Hoge Raad het volgende aan: 'goed koopmansgebruik dwingt er niet toe om (ook) in de mate waarin de inbrenger gerechtigd blijft tot de waarde van het activum boven de boekwaarde bij inbreng, deze meerwaarde in het jaar van inbreng als winst in aanmerking te nemen'.

Deze formulering roept de vraag op in welke mate de inbrenger gerechtigd blijft tot de stille reserves die ten tijde van inbreng in de ingebrachte vermogensbestanddelen aanwezig zijn.

Doornebal wijst erop dat uit oude jurisprudentie - waaronder BNB 1957/267 en BNB 1960/34 - blijkt dat bij inbreng tegen werkelijke waarde onderscheid moet worden gemaakt tussen overdrachtswinst (belast als stakingswinst, dus met stakingsfaciliteiten) en herwaarderingswinst (belast als normale jaarwinst, dus zonder stakingsfaciliteiten).

Wel of geen overdrachtswinst?

Er zijn twee mogelijkheden, zo legt Doornebal uit: "Mogelijkheid één is dat het onderscheid tussen overdrachtswinst en herwaarderingswinst uit de jurisprudentie van de jaren vijftig nog steeds een rol speelt. Uit het nieuwe arrest van de Hoge Raad zou dan mogelijk volgen dat de inbrengende vennoot moet afrekenen over het deel van de ingebrachte stille reserves dat als overdrachtswinst moet worden aangemerkt (het ligt immers niet voor de hand dat de inbrenger gerechtigd blijft tot hetgeen hij aan zijn medevennoten heeft overgedragen). Alleen over herwaarderingswinst hoeft immers niet langer verplicht te worden afgerekend. Het resultaat is dan slechts een partiële tegemoetkoming."

De tweede mogelijkheid houdt in dat bij inbreng tegen werkelijke waarde bij de inbrenger alleen herwaarderingswinst kan ontstaan. Doornebal spreekt van "een logische opvatting", omdat de inbrenger voor de volle werkelijke waarde (inclusief ingebrachte stille reserves) wordt gecrediteerd op zijn kapitaalrekening bij de vennootschap. Hij verwijst naar het gedachtegoed in deze van wijlen oud-minister van Financiën H.J. Hofstra (Inkomstenbelasting, vijfde druk, 1998, pagina 330). "In deze opvatting behoeft er bij de inbreng tegen werkelijke waarde op grond van het nieuwe arrest geen enkele afrekening plaats te vinden. In de woorden van de Hoge Raad, blijft de inbrenger namelijk volledig gerechtigd tot de ingebrachte meerwaarden."

Overleg bij twijfel

De tijd zal moeten leren welke mogelijkheid de Hoge Raad voor ogen heeft. Nu niet helemaal duidelijk is of bij inbreng tegen werkelijke waarde overdrachtswinst kan ontstaan, brengt dat Doornebal nog tot het volgende advies aan de praktijk: "Zijn de belangen voldoende groot, stem dan de inbreng van een onderneming tegen werkelijke waarde in een transparante personenvennootschap eerst af met de Belastingdienst. Beter duidelijkheid vooraf, dan twijfel achteraf over het al dan niet toch verplicht moeten afrekenen over een mogelijke overdrachtswinstcomponent in de stille reserves."

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

137

Gerelateerde artikelen