Ook het bezit van cryptomunten valt onder de belastingheffing
1 december 2017
Bitcoins, ethers en alle andere digitale munten behoren tot het vermogen en moeten in de inkomstenbelasting worden opgegeven onder 'overige bezittingen' in box 3.
De waarde kan de bezitter van cryptocurrencies berekenen op basis van de koers op 1 januari van het jaar waarover hij aangifte doet. In april 2018 is dat dan 1 januari 2017. Dat is voordelig voor huidige cryptocurrencybezitters: een bitcoin was op 1 januari 2017 zo'n 850 euro waard, maar op dit moment is een bitcoin bijna 8.000 euro waard, zo meldt het tech-platform Bright.nl.
Bright tipt verder dat de bezitter van cryptomunten vermogensbelasting in 2019 (met peildatum 1 januari 2018) over de waarde van de digitale munten kan voorkomen door vóór het einde van het jaar de waarde van de cryptomunten om te zetten naar euro's en vervolgens een (eerste) huis, auto of ander duur spul te kopen.
RTL Z heeft een video samengesteld over bitcoins en de belastingaangifte:
De Staatssecretaris van Financiën heeft op Prinsjesdag het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2026 (OFM 2026) bij de Tweede Kamer ingediend. Het wetsvoorstel is onderdeel van het pakket Belastingplan 2026. Het is de bedoeling dat de wet op 1 januari 2026 in werking treedt. Soms geldt een afwijkende inwerkingtreding.
De Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst neemt het standpunt in dat een af te geven legaat, bestaande uit de resterende termijnen van een periodieke gift van de erflater, niet als een aftrekbare gift bij de erfgenamen in aanmerking mag worden genomen.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de wetgever de ouderenkorting doelbewust niet uitbetaalbaar maakt. Er is geen sprake van strijd met het gelijkheids- of vertrouwensbeginsel.
De Kennisgroep winstbepaling stelt dat winstneming bij de vervreemding van toekomstige royalty’s plaatsvindt op het moment dat de verkoopprijs door de verkoper wordt ontvangen.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat voor de MIA‑toets de Milieulijst 2018 geldt zoals die luidt op het moment van aangaan van de investeringsverplichting. Een latere wijziging met terugwerkende kracht mag geen afbreuk doen aan gerechtvaardigd vertrouwen.
Hof Den Haag oordeelt dat X in 1977 ervoor heeft gekozen om naar Nederland te verhuizen om hier te gaan studeren en vervolgens hier is blijven wonen en werken. X bevindt zich bij indiensttreding bij het EOB in 1990 niet meer in een grensoverschrijdende situatie. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur niet onrechtmatig heeft gehandeld met zijn besluit om de aangifte te controleren. Aan het accepteren van de aftrek zorgkosten in eerdere jaren kan X niet het vertrouwen ontlenen dat die aftrekposten ook in de jaren daarna zonder meer worden gevolgd. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat mevrouw X en bedrijf X2 een schriftelijke fulltime-arbeidsovereenkomst zijn aangegaan waardoor er een gezagsverhouding is. De grote mate van vrijheid bij de invulling van haar werkzaamheden is ook niet vreemd bij een dienstverband.