Ook het bezit van cryptomunten valt onder de belastingheffing
1 december 2017
Bitcoins, ethers en alle andere digitale munten behoren tot het vermogen en moeten in de inkomstenbelasting worden opgegeven onder 'overige bezittingen' in box 3.
De waarde kan de bezitter van cryptocurrencies berekenen op basis van de koers op 1 januari van het jaar waarover hij aangifte doet. In april 2018 is dat dan 1 januari 2017. Dat is voordelig voor huidige cryptocurrencybezitters: een bitcoin was op 1 januari 2017 zo'n 850 euro waard, maar op dit moment is een bitcoin bijna 8.000 euro waard, zo meldt het tech-platform Bright.nl.
Bright tipt verder dat de bezitter van cryptomunten vermogensbelasting in 2019 (met peildatum 1 januari 2018) over de waarde van de digitale munten kan voorkomen door vóór het einde van het jaar de waarde van de cryptomunten om te zetten naar euro's en vervolgens een (eerste) huis, auto of ander duur spul te kopen.
RTL Z heeft een video samengesteld over bitcoins en de belastingaangifte:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de Nederlandse woning van X niet als zijn eigen woning kan worden aangemerkt. X woont in Luxemburg en is geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige en geen partner van zijn vrouw, die in de Nederlandse woning woont.
Advocaat-generaal Wattel stelt cassatie in het belang der wet voor. Volgens de A-G had het hof het rechtsmiddelgebruik van X BV niet-ontvankelijk moeten verklaren wegens gebrek aan procesbelang. Verder is het volgens de A-G wel mogelijk om de drie in 2018/2019 verkochte onroerende zaken per ultimo boekjaar 2017 op de WEV te waarderen.
Een belastingplichtige die vóór 1 januari 2023 is geremigreerd naar Nederland, heeft geen recht op een verhoging van het maximumbedrag als bedoeld in art. 4.14c lid 1 Wet IB 2001 tot het bedrag van zijn schulden op het moment van remigratie. Dat is het standpunt van de Kennisgroep aanmerkelijk belang.
Het arrest van 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1054, V-N 2023/37.12, dat betrekking heeft op de BOR geldt ook voor de toepassing van de DSR-ab. Dit staat in een standpunt van de Kennisgroep aanmerkelijk belang en de Kennisgroep successiewet.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat inmiddels uitspraak op bezwaar is gedaan, zodat het beroep voor zover het ziet op het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is. X krijgt wel de maximale dwangsom wegens het niet tijdig beslissen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het pensioen terecht heeft aangemerkt als inkomsten uit vroegere arbeid waardoor belanghebbende geen recht heeft op de arbeidskorting.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. X' standpunt dat objectief voordeel te verwachten is en dat de verliezen zullen worden ingelopen, wordt niet met relevante objectieve stukken gestaafd.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de door X ontvangen ZW-uitkering tot zijn arbeidsinkomen dient te worden gerekend. Dat X voorafgaand aan de ZW-uitkering een WW-uitkering ontving, doet hieraan niet af.
Hof Den Haag oordeelt dat er geen aanleiding is om de bevindingen van het onderzoek buiten beschouwing te laten. De inspecteur was bevoegd om eerst een derdenonderzoek bij Stichting X over een IB-gift in te stellen en de bevindingen daarvan was een geldige reden om bij haarzelf een ANBI-onderzoek in te stellen.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat het een onzakelijke lening was, die X in zijn hoedanigheid van enig aandeelhouder aan de BV had verstrekt.