In een brief aan zowel de Tweede als de Eerste Kamer schetst staatssecretaris Weekers van Financiën een aantal mogelijkheden om de problemen met het pensioen in eigen beheer het hoofd te bieden. Wie echter tussen de regels doorleest komt al gauw tot de ontdekking dat er geen oplossing is. En ook al zou die er zijn, dan zeker niet voor de reeds opgebouwde pensioenrechten in eigen beheer. Pensioendeskundigen zijn dan ook uitermate kritisch.

Het duurde even, maar  afgelopen vrijdag verscheen dan eindelijk de verwachte brief van Weekers over de knelpunten van de pensioenopbouw in eigen beheer en hoe dit (deels) te tackelen. De bewindsman komt hierin met een aantal opties om de problemen – die voornamelijk worden veroorzaakt door het onderscheid tussen commerciële en fiscale waarderingsregels -  (deels) op te lossen.

Discussiestuk

De opties variëren van het ongewijzigd laten van het huidige systeem, tot aan een fiscale waardering van de pensioenverplichting op commerciële grondslagen of een herrekening van de pensioenaanspraken. En van afschaffing van pensioenopbouw in eigen beheer tot aan een fiscale pensioenreserve voor de oude dag. Weekers gaat graag de discussie met de Kamer hierover aan, zo laat hij weten in zijn brief.

Nietszeggend

Mr. Theo Gommer MPLA  (pensioenadvocaat bij Gommer & Partners, voorzitter van de Nederlandse Orde van PensioenDeskundigen en directeur Wetenschappelijk Bureau Akkermans & Partners Groep) spreekt van een nietszeggende brief. "Het is leuk dat de bewindsman een aantal richtingen verkent, om uiteindelijk met een soort for-achtige constructie te komen.""Het probleem zit hem echter niet in de toekomstige opbouw. De pijn zit hem juist in de reeds opgebouwde pensioenrechten die in tegenstelling tot de fiscale waardering commercieel ruim dubbel zoveel waard zijn."

Geen oplossing

De enige juiste oplossing voor deze opgebouwde rechten is volgens Gommer de fiscale waardering van de pensioenverplichting op commerciële grondslagen, oftewel fiscaal volgt commercieel. Een optie die Weekers ook schetst in zijn brief om daar vervolgens direct aan toe te voegen dat dit een budgettaire derving van € 10 miljard met zich meebrengt. De bewindsman spreekt van ‘onaanvaardbare negatieve budgettaire consequenties'. De kans dat de Tweede en Eerste Kamer dan ook met deze oplossing instemmen, is uiterst klein.

De optie van herrekening van de pensioenaanspraken waarbij de fiscale pensioenverplichting het uitgangspunt vormt, oftewel commercieel volgt fiscaal, biedt ook geen soelaas omdat het hier slechts om een tijdelijke oplossing gaat. Op het moment van herrekening zijn de fiscale- en commerciële waarde van de pensioenverplichting wel aan elkaar gelijk, maar bij de berekening van de dotatie van de volgende jaren ontstaan wederom verschillen. Gommer onderschrijft dit en voegt hieraan toe dat deze oplossing civiel-juridisch ook niet kan. "Er vindt een soort afstempeling plaats doordat het pensioen wordt afgestemd op de fiscale waarde. De bv kent dan een lagere pensioenuitkering toe en daar zal de (ex-)partner van de dga wel mee moeten instemmen."

Fiscale pensioenreserve

Hoog in het vaandel staat volgens Weekers de wens van de ondernemer om de voor de oude dag gereserveerde gelden beschikbaar te houden voor de financiering van de onderneming. Rekening houdend met dit uitgangspunt neigt Weekers naar een geheel nieuw systeem: een fiscale pensioenreserve voor de oude dag. Zowel Gommer als Edzo Boven, pensioenconsultant bij Grant Thornton, zijn hier uitermate kritisch over. "De pensioenreserve is vergelijkbaar met de for voor ondernemers in de inkomstenbelasting en juist die for is al jaren onderwerp van kritiek. Waarom dan nu komen met zoiets dergelijks voor de dga?"

Kort gezegd betekent de pensioenreserve dat  binnen de bv of de holding (mits onderdeel van de fiscale eenheid) een reserve kan worden opgebouwd, waarmee op pensioeningangsdatum een lijfrente wordt aangekocht. Jaarlijkse dotatie is mogelijk, mits er dat jaar ook winst is.

Volgens Gommer en Boven haalt deze oplossing wel een aantal problemen weg – zo zijn er bijvoorbeeld geen verschillen meer tussen de commerciële en fiscale waardering van de reserve -  maar creëert het weer andere problemen. Omdat de reserve een fictief potje is, bestaat bijvoorbeeld nog steeds het gevaar van onderdekking. Het is ook maar zeer de vraag of de dga voldoende ruimte heeft om hiermee ‘een goed' pensioen op te bouwen. De pensioenreserve heeft namelijk geen relatie meer met arbeid, maar met de winst die de bv maakt. Hoe lager de winsten, hoe minder reserve er dus kan worden opgebouwd.

Dividendproblematiek

Volgens Weekers kan met de pensioenreserve veel eenvoudiger worden vastgesteld of en tot welke hoogte er dividenden kunnen worden uitgedeeld. Dat mag dan kloppen maar, zo benadrukt Boven," ook hier zit een addertje onder het gras." "Dit is geen structurele oplossing voor de dividendproblematiek. Het is maar zeer de vraag of de dga sneller dividend zal uitkeren. Bij een dividenduitkering neemt namelijk het eigen vermogen van de bv af en daardoor ook de mogelijkheid tot (toekomstige) dotatie. Een dividend toekennen betekent dan mogelijk jarenlang geen dotering meer en dus ook geen fatsoenlijke pensioenopbouw."

Wordt met reserve uiteindelijk geen lijfrente aangekocht dan wordt er over het opgebouwde bedrag vennootschapsbelasting en revisierente geheven. Heffing is daarmee volgens Weekers veiliggesteld, maar Gommer is niet onder de indruk. "Dit voorkomt niet dat de dga uiteindelijk de reserve in een keer opneemt. Dan betaalt hij namelijk maximaal 45% (25% vennootschapsbelasting en 20% revisierente) in plaats van wellicht 52% over de .lijfrente- uitkeringen. Zo kan het wel eens een aantrekkelijke optie zijn om de pensioenpot te laten vrijvallen."

Derde optie

De dga heeft overigens in het nieuwe systeem elk jaar de mogelijkheid om te kiezen voor de pensioenreserve of het pensioen onder te brengen bij een externe professionele verzekeraar. Boven pleit daarnaast voor een derde optie: "Geef de dga de mogelijkheid van een premieovereenkomst in eigen beheer, waarbij de premie wordt gestort op een beleggingsrekening op naam van de bv." Gommer waarschuwt dat je in de uitkeringsfase dan wel weer aanloopt tegen de discrepantie tussen commercieel en fiscaal. Boven is van mening dat dga's dit in ieder geval op voorhand weten en daar dus een bewuste keuze in kunnen maken.

Overgangsrecht

Mocht gekozen worden voor de optie van een pensioenreserve dan komt er overgangsrecht voor het bestaande pensioen in eigen beheer. Meer duidelijkheid hierover geeft Weekers niet. Waarschijnlijk zal de dga eenmalig de mogelijkheid krijgen om het in eigen beheer opgebouwde pensioen tegen de fiscale waarde om te zetten in de pensioenreserve. Ook dan is volgens Gommer sprake van een civiel juridisch pensioenissue. "Omzetten in weerwil van opgebouwde rechten is niet mogelijk. Ook de (gescheiden) partner van de dga zal hier niet mee instemmen want die geeft zijn of haar rechten op het ouderdoms-en partnerpensioen bij echtscheiding dan prijs."

Einde pensioen in eigen beheer?

Zowel Gommer als Boven zijn het erover eens dat er voor de bestaande problematiek met het pensioen in eigen beheer eigenlijk geen oplossing is. Gommer spreekt van een ‘polder' oplossing. "Eigenlijk zijn er maar drie keuzes: het huidige systeem accepteren, problemen echt tackelen (fiscaal volgt commercieel dus) of het pensioen in eigen beheer afschaffen. De dga kan en moet dan zijn pensioen gewoon extern verzekeren in combinatie met een eigen premieovereenkomst, maar dan wel op een aparte beleggingsrekening in de opbouwfase" Een conclusie die ook Boven van harte onderschrijft.

Overgangsregeling bestaande rechten

Wat resteert is het ontbreken van een oplossing voor de opgebouwde rechten. Volgens Gommer staat Weekers haast voor een ‘mission impossible' als hij vasthoudt aan het principe dat de bv de voor de oude dag gereserveerde gelden als ‘werkkapitaal' kan gebruiken. Boven ziet als mogelijk alternatief voor een overgangsregeling het volgende: "geef de dga de keuze tussen afstorten in een beleggingsrekening, dan wel geen verdere pensioenopbouw. Bij de eerste keuze krijgt de dga de mogelijkheid om de reeds opgebouwde reserve geleidelijk af te storten op een beleggingsrekening (al dan niet tegen fiscale waarde). Bij de tweede keuze krijgt de dga de mogelijkheid om de huidige pensioenopbouw geleidelijk in de winst vrij te laten vallen. De uiteindelijke waarde van zijn onderneming is dan zijn pensioen."

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Pensioenen, Inkomstenbelasting, Loonbelasting, Vennootschapsbelasting

0

Gerelateerde artikelen