Een man levert in 2011 alle benodigde stukken voor opname van zijn lijfrentekapitaal aan. De verzekeraar gaat in 2011 met de opname akkoord, maar betaalt pas in 2012. Het hof stelt dat de belastingheffing in 2011 valt omdat de uitkering in dat jaar vorderbaar en inbaar is.

De zaak (Hof Arnhem-Leeuwarden 16 juni 2015, nr. ECLI:NL:GHARL:2015:4336) gaat als volgt. Een man heeft een levensverzekering. De verzekering eindigt op 21 december 2011. Ruim een maand voor het bereiken van de einddatum verzoekt de man de verzekeraar het (waarschijnlijk oud regime) lijfrentekapitaal aan hem uit te keren. De daadwerkelijke uitbetaling vindt begin 2012 plaats. In welk jaar vindt nu de belastingheffing plaats: in 2011 of in 2012?

De inspecteur maakt aannemelijk dat de uitkering in 2011 vorderbaar en inbaar was. De man heeft namelijk alle voor de opname benodigde stukken aangeleverd en de verzekeraar heeft aangegeven dat zijn verzoek is gehonoreerd. Daarmee is de uitkering volgens het hof in 2011 belast. Het heffingsmoment volgt uit art. 3.146 Wet IB 2001.

Belang voor de praktijk

Het hof oordeelt dat het kapitaal in 2011 belast is. De man heeft liever dat de belastingheffing in 2012 plaatsvindt. Waarschijnlijk hoeft hij dan minder inkomstenbelasting te betalen. Dat had hij eenvoudig kunnen bereiken, maar hij heeft het ‘niet handig' gespeeld. Als hij het verzoek tot opname van het expiratiekapitaal in 2012 bij de verzekeraar had ingediend, zou de afkoopsom pas in dat jaar ‘vorderbaar en inbaar' zijn geworden.

Na expiratie van een lijfrente moet de rechthebbende voor de aanwending van het kapitaal een keuze maken. Doet hij dit niet, dan gaat de Belastingdienst ervan uit dat de lijfrente is afgekocht op het moment dat de wettelijke beslistermijn eindigt. Deze termijn eindigt bij lijfrente-expiraties op 31 december van het jaar ná expiratie (t+1). In overlijdenssituaties komt daar nog een jaar bij (t+2). Eén en ander volgt uit artikel 3.133 lid 3 Wet IB 2001.

Bij ontvangst van een lijfrentekapitaal ineens is het inkomen in dat jaar hoger. Dat kan de volgende mogelijke gevolgen hebben:

  • De belastingdruk kan hoger zijn dan bij ontvangst van reguliere termijnen.
  • Uitstralingseffect voor de inkomensafhankelijke toeslagen, zoals de zorgtoeslag en de huurtoeslag. Doordat het inkomen hoger is, kan de toeslag lager zijn of wegvallen.

Voor socialezekerheidsuitkeringen – met uitzondering van een uitkering uit hoofde van de Participatiewet (bijstand) – heeft de ontvangst van lijfrentekapitaal of lijfrentetermijnen geen gevolgen.
 

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

0

Gerelateerde artikelen