De Hoge Raad oordeelt dat een directeur-grootaandeelhouder die na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd geen actie onderneemt om pensioentermijnen te ontvangen, zijn pensioenaanspraak daarmee nog niet heeft prijsgegeven.
De zaak (8 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:189) verloopt als volgt. Een directeur-grootaandeelhouder (dga) bouwt pensioen op bij zijn eigen bv. Hij bereikt op 1 mei 2013 de pensioengerechtigde leeftijd. De bv keert in 2013 echter geen pensioentermijnen aan de dga uit. In zijn aangifte inkomstenbelasting geeft de dga al evenmin pensioen aan. Bij het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting neemt de inspecteur een pensioeninkomen van € 38.218 mee. Dat is het totaalbedrag van de pensioenuitkeringen waarop hij in 2013 recht heeft. De dga is het hier niet mee eens.
Hof Amsterdam heeft in hoger beroep geoordeeld dat deze stilzittende dga zijn pensioenaanspraak heeft prijsgegeven. In de procedure voor de Hoge Raad komt de advocaat-generaal tot eenzelfde conclusie. Bij een dergelijk prijsgeven wordt de waarde van de pensioenaanspraak in de heffing betrokken. De dga heeft zogezegd dus eigenlijk geluk dat de inspecteur alleen de pensioentermijnen waar de dga in 2013 recht op heeft in de heffing betrokken.
De Hoge Raad oordeelt echter anders. Dat de dga geen actie heeft ondernomen, betekent niet dat hij de hele pensioenaanspraak heeft prijsgegeven. Het oordeel van het hof is volgens de Hoge Raad dus onjuist. De dga schiet daar echter niets mee op. De Hoge Raad vindt namelijk dat de inspecteur terecht de niet-uitgekeerde pensioentermijnen belast. De vervallen termijnen zijn namelijk vorderbaar en inbaar.
Belang voor de praktijk
De fiscale sanctie bij prijsgeven van pensioen liegt er niet om. De waarde van de aanspraak wordt in dat geval progressief belast. Daarbovenop is 20% revisierente verschuldigd. Deze sanctie geldt echter alleen bij het prijsgeven van pensioen in eigen beheer. Dezelfde sanctie geldt overigens als het pensioen in eigen beheer is omgezet in een oudedagsverplichting (ODV) en deze ODV wordt prijsgegeven. Ook bij het prijsgeven van een lijfrente in eigen beheer is de fiscale sanctie materieel hetzelfde. Alleen als het gaat om een oud artikel 19- of artikel 44j-stamrecht is er bij prijsgeven geen fiscale sanctie. Wel wordt in dat geval de vrijgevallen verplichting als winst van de vennootschap belast (= vennootschapsbelasting). Zie hierover ook de uitspraak van Hoge Raad 18 februari 1998, nr. 32055, BNB 1998/177. Gaat het om een goudenhanddrukstamrecht in eigen beheer, dan wordt bij het prijsgeven de waarde van de aanspraak bij de gerechtigde belast, maar in dat geval is er geen revisierente verschuldigd.
Het enkele stilzitten van de dga is onvoldoende om aan te nemen dat hij de pensioenaanspraak heeft prijsgegeven, aldus de Hoge Raad. Daar is dus meer voor nodig. Maar hoeveel meer? Die vraag wordt door de Hoge Raad in dit arrest niet beantwoord.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Pensioenen, Inkomstenbelasting