Het wetsvoorstel Wet open overheid (Woo) is op dit moment in behandeling bij de Tweede Kamer en zal de huidige Wet openbaarheid van bestuur (Wob) vervangen. Op basis van de huidige wet kan een verzoek om informatie worden ingediend bij een bestuursorgaan, dat een dwangsom verbeurt als zij niet tijdig op het verzoek beslist. In de praktijk wordt van deze regeling met regelmaat misbruik gemaakt: er wordt geen Wob-verzoek ingediend om informatie te verkrijgen, maar enkel om aanspraak te maken op een dwangsom of om de werkzaamheden van de bestuursorganen te frustreren. In het wetsvoorstel Woo zijn enkele bepalingen opgenomen om oneigenlijk gebruik van Wob-verzoeken terug te dringen. Welke wijzigingen zijn er in het wetsvoorstel opgenomen en gaat de nieuwe wet misbruik effectief tegen?
Huidige wet openbaarheid van bestuur
Op grond van de Wob kan iedereen bij een bestuursorgaan een verzoek om informatie indienen. Het bestuursorgaan moet binnen vier weken op dit verzoek beslissen, anders verbeurt zij (ingevolge de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen) een dwangsom met een aanvankelijk wettelijk maximum van € 1260,-. Het bestuursorgaan hoeft echter niet op elk verzoek positief te beslissen: het verstrekken van informatie kan achterwege blijven als zich een weigeringsgrond voordoet. Dat is bijvoorbeeld wanneer de veiligheid van de Staat zou kunnen worden geschaad, of als de persoonlijke levenssfeer van derden dreigt te worden aangetast. Verder verstrekt een bestuursorgaan uit documenten bestemd voor intern beraad geen persoonlijke beleidsopvattingen, tenzij dit in niet tot personen herleidbare vorm gebeurt. Dit kan in de praktijk betekenen dat de gemeente een beleidsnotitie wel verstrekt, maar hierbij de namen van ambtenaren of beleidsopvattingen onleesbaar maakt.
Wetsvoorstel Wet open overheid
Het wetsvoorstel Woo is grotendeels op de Wob gebaseerd, waarbij veel bepalingen uit de huidige wet deels geredigeerd worden overgenomen. Wat wel verandert, is onder meer de digitalisering van publieke informatie en een verbreding van de reikwijdte van de wet; voortaan zullen ook de Staten-Generaal en de Raad van State onder deze wet vallen. Verder wordt een informatiecommissaris ingesteld die klachten behandelt. Het begrip ‘persoonlijke beleidsopvatting' wordt gespecificeerd, waardoor feitelijk minder informatie dan onder de Wob kan worden achtergehouden: een verruiming van de openbaarheid.
Kennelijk misbruik
Ten aanzien van het "kennelijk misbruik" springen twee bepalingen in het oog. In de eerste plaats is er in het wetsvoorstel Woo een antimisbruikbepaling opgenomen op grond waarvan het bestuursorgaan een verzoek buiten beschouwing kan laten als het verzoek kennelijk niet tot doel heeft informatie te verkrijgen of indien het kennelijk geen bestuurlijke aangelegenheid betreft. Misschien nog wel belangrijker is dat met de komst van het nieuwe wetsvoorstel het bestuursorgaan niet langer een dwangsom verbeurt als zij niet tijdig op een verzoek beslist. De beslistermijn van het bestuursorgaan van vier weken is hierbij teruggebracht naar twee weken. De invoering van bovenstaande bepalingen beoogt oneigenlijk gebruik van de Wob/Woo door verzoekers tegen te gaan en zou daarvoor in de praktijk wel eens een adequaat instrument kunnen blijken.
Onevenredige benadeling
Een bestuursorgaan kan op grond van de Wob een verzoek om informatie weigeren indien sprake is van één van de in de wet genoemde weigeringsgronden. Momenteel wordt de weigeringsgrond ‘onevenredige benadeling' door een bestuursorgaan regelmatig gebruikt als restgrond, die ‘voor de zekerheid' aan enkele andere weigeringsgronden wordt toegevoegd. Met het wetsvoorstel Woo wordt gebruik van de grond ‘onevenredige benadeling' beperkt en kan deze enkel als separate restgrond worden gebruikt, dus niet in combinatie met de andere weigeringsgronden. Bovendien is op basis van het wetsvoorstel Woo slechts in uitzonderlijke gevallen sprake van onevenredige benadeling.
Conclusie
Het wetsvoorstel Wet open overheid is een verbetering van de huidige Wob. Met het opnemen van een antimisbruikbepaling, maar ook het buiten toepassing laten van de Wet dwangsom zet het wetsvoorstel stappen om misbruik effectief tegen te gaan. Het niet tijdig beslissen op een verzoek betekent niet langer automatisch "recht" op een dwangsom. Verder is van belang dat de grond ‘onevenredige benadeling' niet langer door het bestuursorgaan als restgrond kan worden gebruikt. Hoewel best enkele kritische kanttekeningen zijn te plaatsen, juichen wij het wetsvoorstel daarom toe.
Deze blog is door mr. Jewan de Goede en student-stagiaire Aniek Jansen geschreven.
Bron: PlasBossinade
0