De Britse econoom Arthur Cecil Pigou stelde in zijn in 1920 verschenen boek The Economics of Welfare voor om de hoogte van de belastingen op producten en diensten afhankelijk te maken van de maatschappelijke kosten. Econoom en Volkskrant-columnist Peter de Waard haalt hem uit de vergetelheid en pleit voor 'Pigouviaanse belastingen'.
Door de grote omslag naar duurzaamheid laait het debat over een Pigouviaanse belasting – nu wordt gesproken van impactheffing – weer op. Producten en diensten waarvan allerlei lasten niet in de prijs inbegrepen zijn (aantasting van de gezondheid of het dierenwelzijn, uitstoot van CO2 of stiktof) zouden veel hoger moeten worden belast, zo redeneert De Waard. Hij constateert dat de methode Pigou honderd jaar later nog maar heel sporadisch is ingevoerd. De accijnzen op tabak, alcohol en benzine zijn voorbeelden. En sommige milieuheffingen. 'Maar voor de rest zijn er twee btw-tarieven. Een hoge van 21 procent en een lage van 9 procent.'
Op plastic, met name weggooiplastic zoals verpakkingen, zouden volgens de econoom torenhoge accijnzen moeten worden geheven. Op ongezonde voedingsmiddelen (snoep, ijs, patat) is een heffing van 50 procent wenselijk, op gezonde, biologische en lokaal geproduceerde groente en fruit zou nul procent beter zijn. De Waard pleit ook voor 200 procent op kolen, 100 procent op olie, 50 procent op gas en 0 procent op zon en wind. Om welk soort heffing het bij fossiele brandstoffen moet gaan vermeldt de columnist echter niet.
Bron: Volkskrant
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Omzetbelasting, Milieuheffingen