Niet uitvoerbaar voor de Belastingdienst of uitvoeringstechnisch (nog) niet haalbaar. Argumenten die Staatssecretaris Wiebes van Financiën steeds vaker gebruikt om geen gevolg te geven aan discussiepunten over nieuwe en aan te passen wetgeving. Peter Kavelaars waarschuwt dat de weegschaal hier niet moet doorslaan naar de verkeerde kant."De insteek kan goed zijn, maar het argument is niet te controleren."

Evenwicht

De verschuiving van inhoudelijke argumenten naar uitvoeringstechnische aspecten is steeds vaker waarneembaar. Daar waar in het verleden te weinig oog was voor de uitvoering, is die er nu soms teveel. Dat de staatssecretaris kijkt of voorgestelde regelingen goed uitvoerbaar zijn en de Belastingdienst niet tegen allerlei praktische problemen aanloopt, is een goede insteek waarvoor Kavelaars – hoogleraar Fiscale Economie aan de Erasmus Universiteit en tax partner bij Deloitte – waardering heeft. "Het is zeker geen overbodige luxe om de uitvoerbaarheid van fiscale wetten door de Belastingdienst te toetsen, nu uit het verleden blijkt dat complexiteit en het tempo waarmee veranderingen worden doorgevoerd, het goed kunnen functioneren van de Belastingdienst op spel zetten. Tegelijkertijd mag het niet zo zijn dat met het predicaat 'niet uitvoerbaar' de Belastingdienst op grond van uitvoeringstechnische aspecten de wetgeving gaat bepalen. Dan slaat de weegschaal door naar de verkeerde kant."      

Oncontroleerbaar argument

"Bovendien", zo vervolgt Kavelaars, "is 'niet uitvoerbaar' een argument dat niet te controleren valt door de Tweede en Eerste Kamer, de fiscale praktijk, burgers en bedrijven. Men moet afgaan op wat de Belastingdienst zegt met het risico dat met die argumentatie zaken te snel worden afgedaan."

Uitgestelde invoering verruiming schenkingsvrijstelling

Als voorbeeld noemt Kavelaars de aangekondigde structurele verruiming van de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning die pas ingaat in 2017. De inwerkingtreding hiervan vervroegen naar 1 januari 2016 is naast budgettaire redenen wat de staatssecretaris betreft – gelet op de korte termijn – niet uitvoerbaar. Ook uitvoering in de loop van volgend jaar is volgens de bewindsman vanwege termijn- en regimewijziging tijdens een kalenderjaar, eveneens niet uitvoerbaar. Kavelaars trekt dit in twijfel omdat het nagenoeg enkel een wijziging betreft van cijfers en bedragen in het systeem. "Bovendien was de tot dit jaar geldende tijdelijke verruimde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning ook ineens ingevoerd in de loop van 2013."  

Aanzienlijke verzwaring van de uitvoering voor de Belastingdienst is ook een van de redenen die de staatssecretaris aanvoert om geen spreiding van de schenking over meerdere jaren toe te staan. "Daar heeft hij zeker een punt", zo vindt Kavelaars, want het van jaar tot jaar bijhouden hoeveel er onder de regeling is geschonken is uiteraard een verzwaring van het systeem. Het hoeft dan ook niet eindeloos, maar beperk het bijvoorbeeld tot vijf jaar, wat een gangbare termijn is in de fiscaliteit. Dan is het uitvoeringstechnisch naar mag worden aangenomen best haalbaar. Het is per slot van rekening in het systeem ook mogelijk om een opgelegde conserverende aanslag bij emigratie van een aanmerkelijk belanghouder in plaats van tien jaar voortaan onbeperkt te volgen."

Uitvoerbaarheid pensioen in eigen beheer

Een ander voorbeeld zit in het huidige pensioen in eigen beheer wat volgens zeggen door de complexiteit nauwelijks nog uitvoerbaar is. Een van de randvoorwaarden voor een nieuwe pensioenregeling is dat de uitvoering daarvan structureel eenvoudiger en begrijpelijker moet zijn dan de huidige regeling voor zowel de dga als de Belastingdienst. Uitvoeringstechnisch bekeken vindt Kavelaars dit een merkwaardig argument nu na jaren van ervaring en ruime jurisprudentie van de Hoge Raad, de meeste discussiepunten rondom het eigenbeheerpensioen wel zijn uitgekristalliseerd.

Box 3

Dat het nog jaren gaat duren voordat het eventueel mogelijk is om in box 3 beter aan te knopen bij de realiteit is – bekeken vanuit de uitvoerbaarheid – ook ietwat merkwaardig. Kavelaars: "Omdat vrijwel alle informatie over vermogen, inkomsten en winsten al beschikbaar zijn – denk aan de informatie vanuit banken aan de Belastingdienst, maar ook de WOZ-waarde van onroerend goed en de zeker in 2016 verder op gang komende informatievoorziening vanuit het buitenland – moet het toch op niet al te lange termijn mogelijk zijn om aan te knopen bij reële vermogensinkomsten en vermogenswinsten. Details daargelaten betekent dit wel wat verzwaring van het huidige box 3-systeem, maar daar staat een versterkte belastingmoraal tegenover omdat mensen dan belasting betalen over reëel rendement en bovendien bij realisatie in plaats van over een fictief niet behaald rendement."

Verzilveringsproblematiek  

Het oplossen van verzilveringsproblemen door de samenvoeging van de WBSO en de RDA per 2016 is nog een voorbeeld dat Kavelaars aanstipt. "Door de RDA over te brengen naar het loonbelastingsysteem verbetert de verzilvering van het voordeel, maar de verzilveringsproblematiek blijft deels bestaan en dat is volgens de staatssecretaris vanwege de ingewikkeldheid niet oplosbaar. Dat is volgens Kavelaars niet juist. Een oplossing ligt mogelijk in het invoeren van een negatieve aangifte loonbelasting voor teruggave. Btw, IB en Vpb zijn toch ook terug te geven? Een tweede oplossingsmogelijkheid voor de verzilveringsproblematiek is het invoeren van een fiscale eenheid voor de loonbelasting. Hanteer hiervoor vergelijkbare criteria uit de omzet –of de vennootschapsbelasting. Dat moet wettechnisch en uitvoeringstechnisch toch haalbaar zijn."

Gebruikelijkheidscriterium

Juist om reden van uitvoeringslastenverlichting voor de Belastingdienst wijst Kavelaars tot slot nog op de aanscherping van het gebruikelijkheidscriterium in de werkkostenregeling. "Aan de toetsing van gebruikelijkheid zit veel controlewerk voor de Belastingdienst.  Verlichting kan door in de wet op te nemen dat wat loon is voor de loonbelasting, niet kan vallen in de werkkostenregeling. Blijft over de kostenvergoedingencategorie. Ervan uitgaande dat een werkgever handelt op zakelijke basis met zijn werknemer, is toetsing in de werknemer/werkgeverssfeer van de gebruikelijkheid van een vergoeding normaliter niet aan de orde. Door het gebruikelijkheidscriterium toe te spitsen op bepaalde doelgroepen, zoals de dga die door zijn aandeelhouderschap niet enkel werknemer is, blijft het controleaspect hanteerbaar en dat komt de uitvoering van de regeling voor de Belastingdienst ten goede. Het gevolg van het aangescherpte gebruikelijkheidscriterium is niet alleen een extra administratieve last voor de Belastingdienst, maar ook voor de werkgever. Dat was toch niet de bedoeling van de werkkostenregeling?"

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting, Belastingrecht algemeen, Schenk- en erfbelasting

Dossiers: Prinsjesdag 2015

10

Gerelateerde artikelen