Het Hof van Justitie EU heeft in twee gevoegde Luxemburgse zaken de ongeldigheid vastgesteld van de bepaling van de antiwitwasrichtlijn dat EU-lidstaten ervoor moeten zorgen dat de informatie over de UBO’s van binnen hun grondgebied opgerichte vennootschappen en andere juridische entiteiten, in alle gevallen voor het grote publiek toegankelijk is. De uit deze maatregel resulterende inmenging is niet beperkt tot wat strikt noodzakelijk is en is niet evenredig met het nagestreefde doel.
Het Hof merkt op dat toegang van het grote publiek tot informatie over de UBO’s een ernstige inmenging vormt in de grondrechten op eerbiediging van het privéleven en bescherming van persoonsgegevens. De bekendgemaakte informatie maakt het immers voor een potentieel onbeperkt aantal personen mogelijk informatie te verkrijgen over de materiële en financiële situatie van UBO’s.
De facultatieve bepalingen die de lidstaten toestaan het beschikbaar stellen van informatie over UBO’s afhankelijk te stellen van online registratie en, in uitzonderlijke omstandigheden, uitzonderingen vast te stellen op het recht van het grote publiek op toegang tot die informatie, als zodanig tonen niet aan dat er sprake is van een evenwichtige afweging tussen de doelstelling van algemeen belang en de in de artikelen 7 en 8 van het Handvest verankerde grondrechten, en evenmin dat er voldoende waarborgen bestaan die de betrokkenen in staat stellen hun persoonsgegevens doeltreffend te beschermen tegen het risico van misbruik.
Gevoegde zaken C-37/20 | Luxembourg Business Registers en C-601/20 | Sovim
Bron: Hof van Justitie EU
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Fiscaal ondernemingsrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel