Volgens de Hoge Raad hoeft bij de berekening van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting die moet worden verleend aan een fiscale eenheid, geen rekening te worden gehouden met de (interne) royaltybetalingen die een gevoegde dochtermaatschappij aan haar moedermaatschappij betaalt. Het gevolg hiervan is een hogere aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.

Wat betekent dit?

Behaalt het concern winsten in een buitenlandse vaste inrichting met behulp van immateriële activa? Dan heeft het arrest mogelijk gevolgen voor de berekening van de voorkoming van dubbele belasting.

Achtergrond

Al in 1986 gaf de Hoge Raad eenzelfde oordeel in een situatie waarbij geen royalty- maar rentebetalingen binnen fiscale eenheid plaatsvonden. Ook dat leidde tot een hogere aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor de belastingplichtige. Dat zinde de wetgever niet, en die heeft de wet- en regelgeving destijds al zodanig aangepast dat onderlinge berekening van rente en royalty's niet tot een hogere voorkoming zou leiden. In 2003 is de wettekst echter opnieuw gewijzigd, waardoor de wettekst slechts op rentebetalingen zag. De Hoge Raad schiet de wetgever nu niet te hulp en past zijn oordeel uit 1986 nu ook toe op royalty's.
 
In het arrest van 3 juni 2016 heeft de Hoge Raad zich uitgesproken in de volgende casus. Een Nederlandse moedermaatschappij heeft het gebruik van een immaterieel activum afgestaan aan een met haar gevoegde Nederlandse dochtermaatschappij. Die laatste betaalde voor dit gebruik royalty's aan de moedermaatschappij. De dochtermaatschappij gebruikte het immateriële activum – onder andere – in een vaste inrichting in Spanje. Voor de resultaten van de Spaanse vaste inrichting van de dochtermaatschappij bestaat aanspraak op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting op grond van het belastingverdrag tussen Nederland en Spanje. De Hoge Raad beantwoordt de vraag of bij de berekening van de winst van de Spaanse vaste inrichting waarvoor aftrek ter voorkoming van dubbele belasting wordt verleend, wel rekening moet worden gehouden met de (interne) royaltybetalingen van de dochtermaatschappij aan de moedermaatschappij. Na een analyse van het Commentaar bij het OESO-Modelverdrag van 1963 en het Verdrag met Spanje van 1971 oordeelt de Hoge Raad dat voor de berekening van de winst waarvoor aftrek ter voorkoming van dubbele belasting moet worden verleend, geen rekening hoeft te worden gehouden met de intern betaalde royalty's. Dit heeft een hogere aftrek ter voorkoming van dubbele belasting tot gevolg. Naar ons oordeel geldt het oordeel ook voor andere interne vergoedingen, zoals huur.
 
Zoals gezegd, baseert de Hoge Raad zijn oordeel op een bepaalde uitleg van het Commentaar bij het OESO-Modelverdrag van 1963. In 2010 zijn het OESO-Modelverdrag en het bijbehorende Commentaar zeer ingrijpend gewijzigd. Niet duidelijk is daarom, welke betekenis dit arrest heeft voor de berekening van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting op grond van belastingverdragen die zijn afgesloten vanaf 2010.
 
 

Bron: PwC

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Internationaal belastingrecht

5

Gerelateerde artikelen