De Hoge Raad heeft in een recente uitspraak bepaald dat de ‘uitzendregeling eigen woning' niet kan worden toegepast tijdens of na een verhuursituatie. De Hoge Raad heeft hiermee bevestigd dat de eigenwoningregeling niet herleeft tijdens de uitzending na een periode van verhuur. Verder blijkt uit deze uitspraak dat tijdens een uitzending in principe ook geen beroep kan worden gedaan op de regeling voor leegstaande woningen.

Wat betekent dit?

Deze beslissing van de Hoge Raad leidt ertoe dat door het verhuren van de (voormalige) eigen woning tijdens de uitzending, deze woning niet langer als eigen woning kan kwalificeren. De woning verschuift van voor de heffing van inkomstenbelasting van box 1 (inkomen uit werk en woning) naar box 3 (uitkomen uit sparen en beleggen). Zelfs wanneer de woning op een gegeven moment niet meer wordt verhuurd tijdens de uitzending, blijft de woning in box 3. Oftewel: na de periode van verhuur kan de eigenwoningregeling niet meer herleven. Hierdoor komt een naar het buitenland uitgezonden werknemer niet (meer) in aanmerking voor hypotheekrenteaftrek in box 1.

Achtergrond

Volgens de uitzendregeling kan een woning als eigen woning (blijven) kwalificeren tijdens de uitzendperiode wanneer aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Zo moet de woning onder andere voorafgaand aan de uitzending ten minste één jaar als eigen woning ter beschikking hebben gestaan en mag deze woning niet aan derden ter beschikking worden gesteld tijdens de uitzending. Het verhuren van de woning is het aan derden ter beschikking stellen, waardoor de uitzendregeling niet (langer) van toepassing is.
 
De Hoge Raad oordeelt in dit arrest van 20 februari 2015 dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de woning gedurende de uitzendperiode niet mag worden verhuurd om voor de uitzendregeling in aanmerking te (blijven) komen. De Hoge Raad heeft bepaald dat alleen tot het moment van aanvang van de verhuurperiode de uitzendregeling van toepassing kan zijn tijdens de uitzending. De woning zal daardoor veelal pas weer als eigen woning kunnen kwalificeren op grond van de hoofdregel zodra de woning ook daadwerkelijk wordt betrokken voor bewoning als hoofdverblijf, hetgeen vaak pas na het einde van de uitzending zal zijn.
 
De belastingplichtige had in deze casus ook het standpunt ingebracht dat in een uitzendsituatie een woning eventueel na de periode van verhuur onder de regeling voor leegstaande woningen (in (aan)bouw) weer als eigen woning zou kunnen kwalificeren. Hierdoor zou de woning in de periode voor terugkeer naar Nederland toch al (weer) als eigen woning kwalificeren. De Hoge Raad heeft in dit arrest bevestigd dat in uitzendsituaties deze regeling ook geen oplossing biedt, omdat dit niet strookt met het doel en strekking van deze bepaling. Deze uitzonderingsregeling zou alleen van toepassing kunnen zijn als het een nieuwe woning betreft die tijdens de uitzending wordt aangekocht met de intentie dat die woning na terugkomst zal worden betrokken, uiterlijk vóór het einde van de volgende drie kalenderjaren.
 
 

Bron: PwC

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

19

Gerelateerde artikelen