Rechtbank Zeeland-West Brabant heeft onlangs voor woningcorporaties en andere grotere verhuurders van sociale huurwoningen een belangrijke (tussen)uitspraak gedaan over de verhuurderheffing van leegstaande woningen. Het betrof leegstand in afwachting van verkoop, sloop, herstructurering (sloop gevolgd door nieuwbouw) of renovatie. De vraag rees of deze woningen op peildatum 1 januari nog als ‘huurwoning' kwalificeren. De rechtbank oordeelt dat in de eerste drie situaties dat niet het geval is, waardoor deze woningen niet in de aangifte verhuurderheffing hoeven te worden betrokken.
Bestemming van woning is bepalend
Naar het oordeel van de rechtbank dient de bestemming van de betreffende woningen vanuit het perspectief op 1 januari van het betreffende belastingjaar te worden bezien. Het criterium van de Belastingdienst, waarbij ook wordt gekeken naar de situatie per 31 augustus, is niet relevant.
In de procedure was nog onduidelijkheid gebleven rond een aantal woningen die (tijdelijk) leegstonden in afwachting van renovatie en de bestemming hebben om na de renovaties weer te worden verhuurd tegen een sociale-huurprijs. Naar het oordeel van de rechtbank kwalificeert zo'n woning als een sociale-huurwoning gelet op zijn bestemming. De rechtbank heeft daarom volstaan met een tussenuitspraak. Partijen krijgen de gelegenheid om duidelijkheid te verschaffen over dit bestand aan woningen.
Wat betekent dit?
De uitspraak is van belang voor de nog in te dienen aangifte verhuurderheffing 2017, maar ook voor aangiften uit voorgaande jaren voor zover deze nog niet onherroepelijk vaststaan.
In het geval woningen die op 1 januari 2017 leegstonden (niet zijnde frictieleegstand) maar zijn / worden meegenomen in de ingediende of nog in te dienen aangifte verhuurderheffing 2017, adviseert PwC om bezwaar aan te tekenen tegen de eigen aangifte. Dit geldt ook als de aangifte conform het ‘Vraag en antwoordbesluit' van de Belastingdienst is ingediend. Bezwaar maken kan tot zes weken na de voldoening op aangifte.
Antikraakwoningen en Leegstandwetwoningen
Hof Den Bosch heeft vrij recent een uitspraak gedaan over twee specifieke categorieën leegstaande woningen van een gemeentelijk woningbedrijf. Het betroffen antikraakwoningen en woningen die onder de Leegstandwet vallen. In deze procedure rees de vraag of de woningen voor ‘verhuur bestemd' zijn als bedoeld in de Wet verhuurderheffing. Het hof was van oordeel dat bij het civielrechtelijk huurbegrip moet worden aangesloten en dat daardoor zowel de antikraakwoningen als de Leegstandwetwoningen tot de heffingsgrondslag voor de verhuurderheffing behoren.
Tegen het oordeel van het hof is cassatie ingesteld. Het is niet uit te sluiten dat de Hoge Raad uiteindelijk tot een ander oordeel komt. Verhuurders die vergelijkbare leegstandsituaties hebben als die in de procedure voor Hof Den Bosch én waarbij de aanslag verhuurderheffing nog niet onherroepelijk vaststaat, kunnen ter behoud van rechten bezwaar tegen de aanslag aantekenen.
Grijze gebieden voor verhuurderheffing
Los van de soorten leegstaande woningen in de twee bovengenoemde procedures zijn er nog een aantal gevallen ‘in het grijze gebied', waarover de rechtspraak uitsluitsel zal moeten geven.
Bron: PwC
2