Volgens het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is het mogelijk een fiscale eenheid te vormen tussen Nederlandse maatschappijen die met elkaar zijn verbonden via buitenlandse entiteiten, ook als deze niet in de EU zijn gevestigd.
Voor Nederlandse vennootschappen die zijn verbonden via een Europese tussenschakel was het onder bepaalde voorwaarden al mogelijk om een fiscale eenheid te vormen. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden meent nu dat het vormen van een fiscale eenheid ook mogelijk moet zijn in niet-EU situaties als tussen Nederland en het buitenland een belastingverdrag van toepassing is en een discriminatieverbod is afgesproken in dit verdrag. PwC verwacht dat de staatssecretaris bij de Hoge Raad in cassatie zal gaan tegen deze uitspraak.
Wat betekent dit?
Indien een concern Nederlandse vennootschappen heeft of entiteiten met een vaste inrichting dan kan het voordelig zijn om deze vennootschappen of vaste inrichtingen bij elkaar te voegen in een fiscale eenheid. De fiscale winsten en verliezen van de vennootschappen of vaste inrichtingen worden vanaf dat moment geconsolideerd. Bovendien hoeft voor alle vennootschappen of vaste inrichtingen samen vanaf dat moment nog maar één aangifte vennootschapsbelasting te worden gedaan. Als de Hoge Raad de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bevestigt, dan zal het mogelijk zijn om de Nederlandse vennootschappen met elkaar te voegen in een fiscale eenheid, ook als deze niet via een Europeesrechtelijke entiteit met elkaar zijn verbonden. In voorkomend geval raadt PwC nu al aan een verzoek in te dienen voor een dergelijke fiscale eenheid. PwC verwacht dat de inspecteur dit verzoek pas zal goedkeuren of afwijzen nadat de Hoge Raad zich hierover heeft uitgelaten.
Achtergrond
Op 12 juni 2014 heeft het Europese Hof van Justitie beslist dat de Nederlandse regeling van de fiscale eenheid een inbreuk maakt op de Europese vrijheid van vestiging, omdat volgens de wet een fiscale eenheid niet mogelijk was tussen twee Nederlandse maatschappijen die zijn verbonden via een EU tussenschakel. Eind 2015 verscheen een wetsvoorstel dat het bestaande fiscale-eenheidsregime zodanig aanpast dat de wet een fiscale eenheid via een EU tussenschakel wel mogelijk maakt. Dit wetsvoorstel is nog aanhangig bij de Tweede Kamer, maar de praktijk kan al uit de voeten met goedkeuringen die zijn gegeven door de staatssecretaris van Financiën.
In de zaak die nu door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is beslist, waren vier Nederlandse vennootschappen met elkaar verbonden via Israëlische entiteiten. Een Israëlische topmoedermaatschappij kan geen beroep doen op de Europese verdragsvrijheden ingeval zij een zuster fiscale eenheid zou willen vormen tussen haar Nederlandse dochtermaatschappijen.
Israël en Nederland hebben een belastingverdrag afgesloten om dubbele belasting te voorkomen, waarin een discriminatieverbod is opgenomen. Volgens dit discriminatieverbod mogen ondernemingen in Nederland waarvan de aandelen in het bezit zijn van inwoners van Israël, in Nederland niet anders of zwaarder worden belast dan andere soortgelijke ondernemingen in Nederland. Op grond van deze bepaling moet Nederland volgens het Gerechtshof een fiscale eenheid tussen de Nederlandse vennootschappen die zijn verbonden via Israëlische entiteiten toestaan, omdat dit ook mogelijk zou zijn geweest als zij waren verbonden via een Europese tussenschakel.
PwC verwacht dat de staatssecretaris van Financiën in cassatie zal gaan tegen deze uitspraak. Indien de Hoge Raad beslist in lijn met de overwegingen van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zal het aanhangige wetsvoorstel bij de Tweede Kamer nog moeten worden aangepast voordat het inwerking treedt. Het wetsvoorstel zal dan een fiscale eenheid via een buitenlandse tussenschakel ook mogelijk moeten maken in niet-EU situaties. Beslist de Hoge Raad in lijn met de overwegingen van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden nadat het wetsvoorstel in werking is getreden, dan zal de wet opnieuw moeten worden aangepast.
Bron: PwC
0