Mag de Nederlandse belastingdienst wel een conserverende aanslag opleggen over in eigen beheer opgebouwde pensioen- en lijfrenteaanspraken als de directeur-grootaandeelhouder (dga) emigreert? De rechtbank twijfelt en stelt aan de Hoge Raad daarover prejudiciële vragen.
Mogelijk zou Nederland in veel verdragssituaties heffingsbevoegdheden over pensioenen en lijfrenten naar zich toe trekken die volgens het desbetreffende belastingverdrag (uitsluitend) toekomt aan het nieuwe woonland van de dga. En dan handelt Nederland wellicht – dat hangt van het desbetreffende Verdrag af – in strijd met de goede verdragstrouw.
Wat betekent dit?
Als een dga pensioen in eigen beheer heeft en is geëmigreerd of gaat dat doen, dan is het aan te raden om bezwaar te maken tegen de conserverende aanslag. Ook al heeft de rechtbank momenteel nog geen einduitspraak gedaan, de dga moet toch nu al in actie komen om – alleen al ter behoud van rechten – bezwaar te maken tegen een reeds opgelegde conserverende aanslag voor zover die nog niet onherroepelijk vaststaat. Als de Hoge Raad uiteindelijk bepaalt dat Nederland niet gerechtigd is om een conserverende aanslag op te leggen, dan is de kans groot dat dat ook geldt voor de conserverende aanslag en kan de dga daartegen in verweer komen.
Ook voor het geval een dga emigratieplannen heeft, is er een reden om in actie te komen. Zo lijkt uit een arrest van de Hoge Raad uit 2011 voorzichtig te mogen worden afgeleid, dat de conserverende aanslag enkel houdbaar is, als Nederland in relatie met het andere verdragsland ook nog heffingsrechten heeft over pensioenen en lijfrente. Het verdient dan aanbeveling om advies in te winnen over de verdeling van heffingsrechten tussen Nederland en het potentiële emigratieland.
Waarom prejudiciële vragen?
Nederland heeft medio 2009 reparatiewetgeving ingevoerd die een sluitende juridische basis moet vormen voor het systeem van conserverende aanslagen over pensioen- en lijfrenteaanspraken. De rechtbank gaat uitgebreid in op het systeem en de achtergrond van de reparatiewetgeving en de arresten die de aanleiding hebben gevormd voor de reparatiewetgeving. De rechtbank signaleert ook dat in de fiscale vakliteratuur wordt getwijfeld of de strijdigheid met de goede verdragstrouw door de reparatiewetgeving is opgeheven.
Alles op een rij zettend zijn verschillende redeneerlijnen mogelijk om tot een beslissing te komen en dat maakt het voor de rechtbank moeilijk om tot een overtuigende uitspraak te komen. De rechtbank heeft daarom aan de Hoge Raad prejudiciële vragen gesteld om aanknopingspunten te krijgen voor (de onderbouwing van) de te nemen beslissing. Naar verwachting zal het geruime tijd duren voordat de rechtbank uitspraak kan doen, omdat de Hoge Raad de prejudiciële vragen eerst moet beantwoorden.
Bron: PwC
3