Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft recent geoordeeld dat de crisisheffing over het jaar 2013 niet in strijd is met het systeem van de wet, het gelijkheidsbeginsel en artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Deze rechtbank uitspraken van begin april zijn in vervolg op eerdere uitspraken van andere rechtbanken in diverse (proef)procedures voor de crisisheffing over het jaar 2013.
Wat betekent dit?
In het jaar 2013 en/of in het jaar 2014 heeft een werkgever voor zijn werknemers met een inkomen van meer dan EUR 150.000 op jaarbasis te maken gehad met de crisisheffing, en waarschijnlijk destijds ook bezwaar aangetekend tegen deze heffing. Momenteel lopen een aantal (proef)procedures bij diverse rechtbanken, gerechtshoven en de Hoge Raad in Nederland. Hierin worden de algemene rechtsvragen die betrekking hebben op het al dan niet in strijd zijn van de crisisheffing met het (Europese) recht uitgeprocedeerd.
Achtergrond
Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 8 april uitspraak gedaan in vier van de twaalf proefprocedures crisisheffing over het jaar 2013. De rechtbank is van oordeel dat de crisisheffing niet in strijd is met het systeem van de Wet loonbelasting omdat uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de crisisheffing naast de reguliere heffing plaatsvindt. De rechtbank oordeelt vervolgens dat strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel niet aanwezig is. De keuze voor het fiscale pakket aan maatregelen is aan de wetgever voorbehouden en de rechtbank acht de keuze en vormgeving van de crisisheffing niet evident van redelijke grond ontbloot. De wetgever is hierbij binnen de hem toekomende ruime beoordelingsmarge gebleven.
Ten slotte heeft de rechtbank beoordeeld of de crisisheffing in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol EVRM waarbij ongeoorloofde terugwerkende kracht en schending van de beginselen van ‘lawfulness', ‘legitimate aim' en ‘fair balance' aan de orde zijn gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beginsel van ‘lawfulness' niet is geschonden gezien de wettelijke grondslag van de crisisheffing. De crisisheffing is ingevoerd ten behoeve van het dichten van het begrotingstekort waardoor naar het oordeel van de rechtbank de regeling een legitiem doel dient en de keuze niet van redelijke grond ontbloot is. De terugwerkende kracht acht de rechtbank niet in strijd met artikel 1 Eerste Protocol waardoor slechts van geval tot geval beoordeeld moet worden of de ‘fair balance' is geschonden op basis van de gevolgen van de terugwerkende kracht en om welke redenen de terugwerkende kracht is ingevoerd. Hierbij komt de wetgever een grote beoordelingsvrijheid toe en wordt de marge enkel overschreden als de maatregel elke grond ontbeert en dus willekeurig is. De rechtbank is van oordeel dat de terugwerkende kracht niet zodanig ernstig is dat de crisisheffing in zijn algemeenheid leidt tot een schending van de ‘fair balance'.
Tot slot wordt in één van de vier proefprocedures aangedragen dat strijdigheid met artikel 1 van het Eerste Protocol zich voordoet bij werknemers die in 2013 niet meer in dienst van de werkgever waren. Ook dit argument wordt door de rechtbank afgewezen met de opmerking dat de crisisheffing een werkgeversheffing is.
Bron: PwC
0