De Rechtbank oordeelt dat de branchevereniging de btw-koepelvrijstelling kan toepassen voor de door haar verrichtte activiteiten voor directe leden en indirecte leden die via een federatiepartner zijn aangesloten. Het is nog afwachten of er hoger beroep zal worden aangetekend maar het is een goede eerste stap, aldus Herman van Kesteren.
Wat betekent dit?
In de praktijk zijn brancheverenigingen veelal georganiseerd als een koepelorganisatie, maar ook bij andere sectoren komen koepelorganisaties voor. Koepelorganisaties kunnen onder voorwaarden de btw-koepelvrijstelling toepassen op de diensten aan hun leden. Soms zijn de leden van een koepelorganisatie zelf verenigingen (federatiepartners).
De belangrijkste vraag die in deze zaak door de Rechtbank wordt beantwoord is of de koepelvrijstelling ook van toepassing is als de koepelorganisatie diensten verleent aan de leden van haar federatiepartners (ook wel aangeduid met de term getrapte of indirecte leden). De Rechtbank is van mening dat een dergelijke gelaagde koepelstructuur niet in de weg staat aan de toepassing van de vrijstelling.
Een ander punt van discussie bij de toepassing van de koepelvrijstelling vormt vaak de aanwezigheid van een batig saldo, zo ook hier. De wet vereist dat de koepelorganisatie van de leden slechts terugbetaling vordert van hun aandeel in de gezamenlijke uitgaven. Ook bij enkelvoudige koepels komt de vraag aan de orde of een financieel overschot in de weg staat aan de toepassing van de vrijstelling.
De Rechtbank komt tot het oordeel dat dit geen probleem vormt als de ‘buffer' (voor onverwachte uitgaven) bestemd blijft voor gezamenlijke uitgaven. Overschotten behoeven volgens de Rechtbank niet in één keer te worden verwerkt in lagere tarieven in het volgende jaar. Er mag een zekere egalisatiegedachte ten grondslag liggen aan de vaststelling van de tarieven: voorkomen moet worden dat het tarief te veel fluctueert, doordat in jaren met veel extra uitgaven het tarief sterk zou moeten stijgen en in jaren met weinig uitgaven plots sterk zou dalen.
Achtergrond
Casus
De brancheorganisatie voor artsen en studenten geneeskunde en behartigt de belangen van haar leden, beroepsverenigingen van artsen en individuele leden. Dat doet ze onder meer door eisen te stellen aan de kwaliteit van de opleidingen tot profielarts of specialist, en aan de opleiders en specialisten zelf. Belanghebbende houdt ook toezicht op de kwaliteit van opleiders en specialisten door (her)registraties, opleidingen en erkenningen te (laten) beoordelen. De leden betalen voor deze activiteiten een bijdrage aan de brancheorganisatie. Daarnaast voert belanghebbende de ledenadministratie voor enkele federatiepartners.
Na een boekenonderzoek (2013) legt de inspecteur een aantal naheffingsaanslagen btw op van in totaal bijna 5 miljoen EUR met vergrijpboeten van in totaal bijna 30 duizend EUR over de jaren 2008 tot en met 2013.
Geschil
Ter discussie staat voor welke diensten de brancheorganisatie de btw-koepelvrijstelling kan toepassen. Volgens de inspecteur vallen de verrichte opleidings- en registratiediensten en de diensten met betrekking tot de ledenadministratie niet onder de koepelvrijstelling.
Rechtbank
Rechtbank Gelderland oordeelt dat belanghebbende voldoet aan alle voorwaarden voor toepassing van de koepelvrijstelling.
De Rechtbank geeft aan dat het belangrijkste geschilpunt bij de vraag of belanghebbende gebruik kan maken van de koepelvrijstelling de reikwijdte van het begrip ‘leden' is.
Volgens de Rechtbank vallen zowel de rechtstreekse leden (de individuele artsen) en de getrapte leden (de artsen die lid zijn van een federatiepartner of van een vereniging die lid is van een federatiepartner) onder het begrip ‘leden'. De artsen die geen lid zijn van de brancheorganisatie of direct of indirect van een federatiepartner zijn niet aan te merken als ‘leden'.
De diensten van belanghebbende zijn enkel vrijgesteld wanneer zij rechtstreeks nodig zijn voor het verrichten van de vrijgestelde prestaties. De Rechtbank concludeert dat dat het geval is.
Wat betreft de voorwaarde dat slechts terugbetaling van leden wordt gevorderd voor hun aandeel in de gezamenlijke uitgaven overweegt de Rechtbank dat deze voorwaarde met name betekent dat de koepel geen winstoogmerk mag hebben. Het argument van de inspecteur dat hier niet aan wordt voldaan omdat er een structureel financieel overschot is volgt de Rechtbank niet, omdat de ‘buffer' (voor onverwachte uitgaven) bestemd blijft voor gezamenlijke uitgaven.
Het voeren van de ledenadministratie is echter volgens de Rechtbank aan te merken als (een onderdeel van) de financiële administratie, zodat deze activiteit valt onder een uitzondering op de koepelvrijstelling.
Vervolgens toetst de Rechtbank voor de niet-leden die niet onder de koepelvrijstelling vallen nog of deze eventueel onder de medische- of onderwijsvrijstelling kunnen vallen. Dat is volgens de Rechtbank niet het geval.
De Rechtbank vermindert de naheffingsaanslagen tot een totaalbedrag van ruim 5 ton en vernietigt de boeten.
Bron: PwC
7