Op uitnodiging van de Commissie Financiën licht Prof. Dr. Stef van Weeghel in de Tweede Kamer zijn visie toe op een nieuw belastingstelsel. Bij zijn in 2010 verschenen rapport van de Studiecommissie Belastingstelsel (Commissie Van Weeghel) en het daaropvolgende rapport van de Commissie Dijkhuizen is gekeken naar vereenvoudiging, lastenverlichting op arbeid en het stimuleren van ondernemerschap. De conclusies uit die rapporten vormen een belangrijke leidraad voor de huidige discussie rondom de belastingherziening. Hieronder een korte toelichting op twee punten van Van Weeghel.
Box 3: eenvoudig, maar onrechtvaardig
Box 3 voldoet volgens Van Weeghel goed aan het criterium van eenvoud en heeft de staat geen windeieren gelegd: ‘na de invoering van de forfaitaire rendementsheffing in 2001, maakte de AEX-index een lange periode van daling door. Box 3 zorgde in die periode voor stabiele belastinginkomsten. Niettemin wordt Box 3 door velen als onrechtvaardig ervaren. Zij die menen dat spaarders en beleggers altijd meer rendement maken dan 4% vinden de heffing te laag en zij die jarenlang de 4% niet hebben kunnen halen vinden het forfaitair rendement te hoog.
Naar belasting van daadwerkelijk gerealiseerd rendement
‘Hoewel de eenvoud van Box 3 een groot goed is, kan worden gedacht aan belastingheffing over daadwerkelijk gerealiseerd rendement; zowel vermogensinkomsten als vermogenswinsten. Zij die beweren dat daarmee wordt teruggekeerd naar het constructiegevoelige systeem van voor 2001 verliezen uit het oog dat in dat systeem vermogensinkomsten werden belast en vermogenswinsten niet. Dat systeem nodigde dus uit tot constructies waarbij vermogensinkomsten werden gepresenteerd als vermogenswinsten. In een systeem waarin vermogensinkomsten en vermogenswinsten naar eenzelfde tarief belast worden, heeft dergelijk kunst- en vliegwerk geen zin.'
Fiscaal vestigingsklimaat
Van Weeghel zal eveneens oproepen om de politiek-maatschappelijke discussie over het Nederlandse vestigingsklimaat bedachtzaam te voeren. ‘Uit meerdere internationale studies blijkt dat de gemiddelde belastingdruk van de meeste grote multinationals zich over langere tijd gemeten boven de wettelijke winstbelastingtarieven in de OESO-landen beweegt.' Van Weeghel wijst erop dat belastingontwijking in veel gevallen niet wenselijk is, maar vaak mede mogelijk wordt gemaakt door beleidsconcurrentie tussen vele landen. Alleen in internationaal verband kan dit worden aangepakt.
Lees ook het thema
Box 3.
Bron: PwC
6