Het RB heeft vandaag commentaar geleverd op het wetsvoorstel "Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioenen en maximering pensioengevend inkomen".

Het commentaar is gestuurd aan de Vaste Commissie voor Financiën en de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Op 15 april 2013 is voornoemd wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Enkele belangrijke punten uit dit wetsvoorstel zijn de verlaging van de maximale opbouwpercentages voor pensioen en van de maximale pensioengrondslag. Het RB plaatst enkele kritische kanttekeningen bij het wetsvoorstel. De behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer staat gepland voor 3 juni 2013.

Het commentaar is hieronder te lezen:

 

Reactie op wetsvoorstel "Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioenen en maximering pensioengevend inkomen".

Het Register Belastingadviseurs (hierna: RB) heeft met veel belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel "Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioenen en maximering pensioengevend inkomen", hierna te noemen: het wetsvoorstel. Het RB neemt het initiatief om te reageren op het wetsvoorstel.

1 Voorkomen administratieve lastenverzwaring

De maatregelen die zijn genoemd in het wetsvoorstel hebben als beoogde ingangsdatum 1 januari 2015. Vanzelfsprekend hebben de maatregelen (de verlaging van de maximale opbouwpercentages en de introductie van een maximaal pensioengevend loon) invloed op de inhoud van de diverse pensioenregelingen. Deze maatregelen leiden er waarschijnlijk ook toe dat de arbeidsvoorwaarden tussen werkgevers en werknemers moeten worden aangepast.
Zoals bekend is op 1 januari 2013 reeds de "Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd" in werking getreden. Deze wet regelt dat de maximale opbouwpercentages worden verlaagd en dat de pensioenleeftijd met ingang van 1 januari 2014 ineens wordt verhoogd van 65 jaar tot 67 jaar. Deze verhoging zal moeten worden vastgelegd zodat pensioenregelingen moeten worden aangepast.
Het RB wijst erop dat dit tot gevolg heeft dat pensioenregelingen in relatief korte tijd twee maal moeten worden aangepast en de arbeidsvoorwaarden ook onder de loep moeten worden genomen. Met name het feit dat de pensioenregelingen in relatief korte tijd twee keer aangepast zullen moeten worden, leidt tot onnodig hoge administratieve lasten. Ter beperking c.q. voorkoming hiervan, geeft het RB in overweging de diverse maatregelen tegelijk in te laten gaan.

2 Omkeerregel bij pensioenopbouw over hoger inkomen dan € 100.000

Het RB merkt over de maximering van het pensioengevend inkomen tot € 100.000 het volgende op. In het artikelsgewijs commentaar op artikel III wordt opgemerkt dat de omkeerregel alleen wordt toegepast als het pensioengevend inkomen maximaal € 100.000 bedraagt. Als over een hoger inkomen pensioen wordt opgebouwd, zal de volledige aanspraak worden belast. Onder voorwaarden wordt slechts dat deel van de aanspraak belast dat betrekking heeft op het pensioengevend inkomen boven de € 100.000. Hiertoe moet echter een verzoek worden gedaan aan de inspecteur.
Het RB is van mening dat de voorgestelde maatregel extra administratieve lasten met zich brengt. De mogelijkheid om de omkeerregel toe te passen (bij een pensioengevend inkomen van meer dan € 100.000), bestaat namelijk slechts als aan de inspecteur een verzoek wordt gedaan.
Het RB is van mening dat deze extra administratieve lasten onnodig zijn en kunnen worden voorkomen. Het RB is van mening dat als de inhoudingsplichtige/verzekeraar zorgt voor een administratieve splitsing van de pensioenaanspraken, een verzoek niet nodig hoeft te zijn.
Daarom raadt het RB aan om de regeling zodanig vorm te geven dat op de aanspraak die betrekking heeft op het pensioengevend inkomen tot € 100.000 de omkeerregel in ieder geval van toepassing is, mits de betreffende gegevens worden bijgehouden in de administratie. Een verzoek zou dan alleen nog nodig zijn voor de belastingplichtige die hierover vooraf zekerheid wenst te verkrijgen.
Deze systematiek past ook meer bij andere fiscale wetgeving waar fiscale faciliteiten vaak zonder voorafgaande goedkeuring kunnen worden toegepast. Belastingplichtigen kunnen dan desgewenst een verzoek om zekerheid indienen, zie bijvoorbeeld artikel 14 Wet VPB 1969 (bedrijfsfusie) en artikel 14a Wet VPB 1969 (splitsing).

3 Maatregelen alleen voor nieuwe gevallen

Het RB constateert dat als het pensioengevend inkomen van een werknemer thans lager is en vanaf 2015 ook lager blijft dan € 100.000, ook vanaf 2015 volledig fiscaal gefacilieerd pensioen kan worden opgebouwd. Voor werknemers die thans een pensioengevend inkomen hebben van meer dan € 100.000, kan straks niet meer volledig fiscaal gefacilieerd pensioen worden opgebouwd. De aftopping kan dan ook tot gevolg hebben dat hun arbeidsvoorwaarden moeten worden aangepast.
Het RB is van mening dat voor deze werknemers een overgangsregeling zou moeten gelden op grond waarvan zij (langer) de mogelijkheid blijven houden om onder toepassing van het huidige recht pensioen op te kunnen bouwen.
Ter vergelijking wijst het RB op de gewijzigde regels inzake de hypotheekrenteaftrek. Deze regels zijn sinds 2013 van toepassing. Deze regels gelden echter alleen voor "nieuwe" leningen. Voor leningen die op 31 december 2012 reeds bestonden, geldt namelijk overgangsrecht. Op grond van het overgangsrecht blijven de "oude" regels voor die leningen van kracht.

4 Voorkomen inbreuk op bestaande pensioenen

Het RB wijst er op dat de aangekondigde maatregelen in algemene zin een forse inbreuk op bestaande pensioenrechten meebrengen. Door de maatregelen kunnen minder fiscaal gefacilieerde oudedagsvoorzieningen worden opgebouwd. Het RB wijst op de volgende twee situaties.
4.1 Inkoop van dienstjaren
Het RB vraagt zich af of en in hoeverre is voorzien dat de invoering van een maximum pensioengevend inkomen een beperking inhoudt van de mogelijkheid tot inkoop van dienstjaren wegens een pensioentekort. Geldt voor de dienstjaren die worden ingekocht ook de grens van € 100.000? Het RB is van mening dat deze grens niet zou mogen gelden voor de oude (in te kopen) dienstjaren. Wordt deze grens namelijk ook toegepast op oude jaren, dan leidt dit tot materieel terugwerkende kracht.
4.2 Compensatie pensioentekort
Het RB wijst erop dat werknemers die naar huidige maatstaven een pensioentekort hebben thans maatregelen in de derde pijler kunnen treffen om dit tekort in te lopen. Een van de maatregelen is dat de maximumpremiegrondslag wordt verlaagd. Door deze verlaging hebben werknemers straks minder mogelijkheden in de derde pijler om dit tekort in te lopen.
Deze reactie op het wetsvoorstel is opgesteld door de Commissie Wetsvoorstellen van het Register Belastingadviseurs. In het bijzonder hebben hieraan bijgedragen drs. M.A.B. Bögemann, mr. A.T. Pahladsingh en dr. R.N.F. Zuidgeest.

 

 

Bron: Register Belastingadviseurs

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Loonbelasting

0

Gerelateerde artikelen