Het Register Belastingadviseur (RB) roept op om de uitsluiting van de inkeerregeling te beperken tot buitenlandsituaties. Door de inkeerregeling ook te beperken voor binnenlandse situaties is er naar de mening van het RB in het geheel geen recht gedaan aan de inhoud van de Panama Papers.

De aanpassingen in de inkeerregeling, waarbij de inkeerregeling wordt beperkt voor inkomen uit aanmerkelijk belang en inkomen uit sparen en beleggen, ongeacht of dit in het buitenland is opgekomen, leidt ertoe dat de inkeerregeling feitelijk alleen nog maar van toepassing is op inkomen in box 1. Door de aanpassingen kan een belastingplichtige die een Nederlandse bankrekening vergeten is aan te geven niet langer boetevrij inkeren als de aangifte binnen twee jaar vrijwillig wordt verbeterd.

In de reactie op het pakket Belastingplan 2020 roept het RB verder op om de verlaging van de zelfstandigenaftrek te heroverwegen, de verhoging van het tarief in box 2 per 2020 in te trekken en alsnog overgangsrecht in te voeren voor de aftrek studiekosten voor met name kostbare meerjarige opleidingen.

Met betrekking tot de afrekenverplichting voor saldolijfrenten van vóór 2001 wijst het RB erop dat de lijfrenteaanspraak na toepassing in box 3 zal vallen onder het fictieve rendement voor beleggingen. Hierdoor ontstaat een relatief hoge belastingdruk. Voor deze saldolijfrenten zal bij de aanpassing van box 3 moeten worden voorzien in overgangsrecht om deze belastingdruk te beperken.

Het RB blijft principieel tegen de openbaarmaking van vergrijpboeten en geeft aan dat er andere mogelijkheden zijn om overtreders te straffen, zoals uitsluiting als gemachtigde of het onthouden van de Becon-regeling, naast eventuele strafrechtelijke vervolging.

Met betrekking tot het wetsvoorstel Wet Bronbelasting vraagt het RB om een nadere toelichting op het begrip ‘samenwerkende groep’ en antwoordt op de vraag wat een gelieerd lichaam is. Daarnaast pleit het RB ervoor dat in geval van samenloop tussen de bronbelasting en belastingplicht voor de vennootschapsbelasting verrekening van bronbelasting wordt toegestaan.

Verder is er volgens het RB sprake van overkill met betrekking tot de situatie waarin een samenwerkende groep een kwalificerend belang heeft in een hybride lichaam. Deze regeling moet zo worden aangepast dat alleen bronbelasting is verschuldigd over de rente of royalty voor zover die wordt ontvangen door een uiteindelijke gerechtigde in een laagbelastende jurisdictie en niet over de hele rente of royaltybetaling. Ten slotte plaatst het RB kanttekeningen bij het genietingstijdstip van de rente of royalty volgens het huidige wetsvoorstel en de invoering van de hoofdelijke bestuurdersaansprakelijkheid voor de bronbelasting.

Bron: RB

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Belastingrecht algemeen

Dossiers: Prinsjesdag 2019

0

Gerelateerde artikelen