De NOB vraagt zich af hoe de Staatssecretaris van Financiën denkt onderwaardering van pakketjes te gaan aanpakken. Een goede informatie-uitwisseling en samenwerking met andere EU-lidstaten is hierbij naar de mening van de Orde essentieel. Dit schrijft de Orde in haar reactie op de internetconsultatie Implementatie btw elektronische handel.
De Orde merkt op dat de voorgestelde Memorie van Toelichting de suggestie wekt dat met dit voorstel de btw-fraude, die nu plaatsvindt bij afstandsverkopen, wordt opgelost en eerlijke concurrentieverhoudingen worden gecreëerd. Onderwaardering van pakketjes kan echter plaatsvinden om beneden de drempel van 150 euro te blijven of sowieso om minder btw te betalen over ingevoerde pakketjes.
De Orde stelt vragen over:
- De nieuwe regeling voor afstandsverkopen van goederen binnen de EU en uitbreiding Mini-One-Stop-Shop
- De nieuwe regeling voor afstandsverkopen van goederen afkomstig van buiten de EU
- De btw-positie platforms
- De invoerregeling
- De regeling voor post- en koeriersbedrijven.
De Orde is van mening dat de invoerregeling niet de enige manier moet zijn om dubbele heffing te voorkomen. Er ontstaat dubbele heffing als een afstandsverkoop vanuit een derdelandsgebied of een derde-land wordt ingevoerd in de ene EU-lidstaat, maar is bestemd voor een particulier in een andere EU-lidstaat, de goederen worden ingevoerd op naam van de particulier en de leverancier geen gebruik maakt van de invoerregeling. Verder merkt de Orde op dat als de zending een waarde heeft van meer dan 150 euro in elk geval dubbele heffing zal plaatsvinden. Wellicht is invoer op naam van de particulier eerder uitzondering dan regel, maar de Orde acht een dubbele heffing disproportioneel en verzoekt de staatssecretaris naar deze situatie te kijken.
Bron: NOB
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting