Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat een schuld geen restschuld is omdat deze uit 2010 stamt en bovendien niet ziet op een voormalige eigen woning. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep.

Een man verkoopt in 2010 een woning met verlies en houdt daarbij een restant schuld over. Bij zijn aangifte inkomstenbelasting over 2014 trekt hij een bedrag van € 11.273 af als rente van een restschuld. In 2015 trekt de man € 11.372 af als rente van restschuld.

De inspecteur corrigeert de aangifte over 2015 en vordert na over het belastingjaar 2014. De inspecteur geeft aan dat de afgetrokken bedragen niet zijn aan te merken als rente van restschulden zoals omschreven in art. 3.120a Wet IB 2001.

Hof Den Bosch oordeelt dat de lening geen restschuld is en dat de man de rente dan ook niet in aftrek kan brengen. In eerste aanleg heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant (uitspraak niet gepubliceerd door rechtspraak) al geconstateerd dat de woning niet is verkocht binnen de in de wet genoemde periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017.

Daarnaast heeft de inspecteur voldoende onderbouwd dat er geen sprake is van een eigen woning omdat de man nooit in de met verlies verkochte woning heeft gewoond en ook niet de intentie heeft gehad om er te gaan wonen. Er kan dus geen sprake zijn van een restschuld als bedoeld in art. 3.120a Wet IB 2001. De correctie en navordering blijven in stand.

De Hoge Raad verklaart het beroep niet ontvankelijk.

Belang voor de praktijk

De restschuldregeling is terug te vinden in art. 3.120a Wet IB 2001. Een restschuld is alleen een restschuld in box 1 (met renteaftrek) als deze is ontstaan in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017 door vervreemding van een eigen woning met verlies in die periode. De rente over dergelijke restschulden is maximaal vijftien jaar aftrekbaar. Is de schuld voor 29 oktober 2012 of na 31 december 2017 ontstaan, dan valt deze schuld in box 3.

Wie eigenwoningrente wil aftrekken, moet aannemelijk kunnen maken dat het om een eigenwoningschuld gaat. Datzelfde geldt voor restschulden in box 1. Als de belastingplichtige dit niet aannemelijk kan maken, kan de inspecteur een streep door de renteaftrek zetten. Voor verbouwingsleningen geldt dat in nog hogere mate. Daarvan moeten de verbouwingskosten met schriftelijke stukken kunnen worden bewezen (art. 3.123 Wet IB 2001).

Lees ook het thema Eigenwoningregeling.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

195

Gerelateerde artikelen