Bij afkoop van een lijfrenteverzekering berekent de Belastingdienst 20% revisierente. De rechtbank concludeert dat de revisierente juist is berekend en dat een beroep op de tegenbewijsregeling faalt.
De zaak (Rechtbank Noord-Holland 7 maart 2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:1493) verloopt als volgt. Een man heeft in 1995 een lijfrentepolis afgesloten. In 2013 koopt hij de lijfrentepolis, die op dat moment een waarde heeft van € 36.336, af. Over de afkoopwaarde is 20% revisierente berekend.
 
De man stelt dat hij vanaf het moment van afsluiten van de lijfrente tot het moment van afkoop maandelijks premie heeft betaald en doet een beroep op de zogenaamde tegenbewijsregeling. De tegenbewijsregeling houdt in dat een belastingplichtige mag aantonen dat de revisierente minder bedraagt dan 20% van de waarde van de lijfrenteaanspraak. Voorwaarde is dat de aanspraak minder dan 10 jaar geleden is bedongen.
De man stelt dat 2/3e deel van de door hem betaalde premies is betaald in een periode minder dan 10 jaar voor de afkoop. Met als gevolg dat de lijfrenteaanspraak voor 2/3e deel tot stand is gekomen in de periode minder dan 10 jaar voor de afkoop. De man betoogt dat daarom voor 2/3e deel van de afkoopwaarde een lager percentage revisierente dan 20% van toepassing is.
 
De Rechtbank Noord-Holland volgt de redenering van de man niet. Met een verwijzing naar de wetsgeschiedenis concludeert de rechtbank dat de periode van 10 jaar begint te lopen vanaf het moment dat de lijfrenteovereenkomst is afgesloten.

Belang voor de praktijk

Het niet (langer) voldoen aan de lijfrentevoorwaarden van artikel 3.125 of 3.126a Wet IB 2001 heeft negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen tot gevolg (artikel 3.133 Wet IB 2001). Als er negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen zijn, bepaalt artikel 30i van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) dat ook revisierente verschuldigd is. De revisierente vormt een vergoeding voor het feit dat de belasting over de premies én het behaalde rendement pas op een (veel) later tijdstip is verschuldigd dan ingeval de lijfrente van begin af aan als een niet gefacilieerd spaarproduct zou zijn behandeld. De revisierente bedraagt, met uitzondering van de mogelijkheid tot tegenbewijs, 20% van de waarde van het recht.
 
Verboden handeling met:Revisierente
Lijfrente pré Brede Herwaardering Nee
Lijfrente Brede Herwaardering Ja*
Lijfrente IB 2001 Ja*
Goudenhanddrukstamrecht Nee
Pensioen Ja
Oudedagsverplichting Ja
*Bij afkoop kleine lijfrente (afkoopsom < € 4.316) of afkoop bij arbeidsongeschiktheid is onder bepaalde voorwaarden geen revisierente verschuldigd.

Tegenbewijsregeling

Artikel 30i, lid 3 AWR bevat de tegenwijsregeling. Deze regeling houdt in dat een belastingplichtige mag aantonen dat de revisierente niet 20% van de afkoopwaarde bedraagt maar het bedrag dat aan belastingrente verschuldigd zou zijn als navordering mogelijk is. Een beroep op de tegenbewijsregeling vindt plaats via een schriftelijk verzoek. De beperking is wel dat de lijfrenteaanspraak minder dan 10 jaar vóór het jaar van afkoop is bedongen.
 
Om belastingplichtigen tegemoet te komen bij het maken van de complexe berekening heeft de Belastingdienst de rekenhulp revisierente op zijn site geplaatst.
 

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

235

Gerelateerde artikelen