Houdsterverliesregeling
De houdsterverliesregeling beperkt kort gezegd de mogelijkheden van verliesverrekening wanneer sprake is van een houdster- of financieringsmaatschappij. Verliezen zijn slechts verrekenbaar met winsten uit jaren waarin een vennootschap ook is aangemerkt als houdster- of financieringsmaatschappij. De houdsterverliesregeling kent twee toetsen: een temporele toets en een activiteitentoets. Het is de temporele toets die wringt. In september 2014 besliste de Hoge Raad in vier arresten (V-N 2014/47.14) namelijk dat de houdsterverliesregeling niet van toepassing is wanneer een deelneming in de loop van het jaar wordt verworven of in de loop van het jaar wordt geliquideerd. In dat geval wordt immers meestal niet voldaan aan de temporele toets dat gedurende minimaal 90% van het (boek)jaar een deelneming wordt gehouden.
Noodzakelijke reparatie
De arresten van de Hoge Raad vragen wat staatssecretaris Wiebes van Financiën betreft, om reparatie. Dat doet hij dan ook in de Fiscale verzamelwet 2015. Hierdoor is vanaf 2016 de houdsterverliesregeling onder omstandigheden ook van toepassing in het jaar waarin de houdster-of financieringswerkzaamheden aanvangen of worden afgerond.
Reparatie is volgens de staatssecretaris noodzakelijk, want niet repareren leidt tot een structurele budgettaire derving. Omdat de aanpassing van de houdsterverliesregeling niet van toepassing is met terugwerkende kracht, voorziet de bewindsman in ieder geval voor 2015 een incidentele budgettaire derving van € 30 miljoen.
De Smit had de reparatie niet verwacht. "Eerlijk gezegd had ik verwacht dat de staatssecretaris van Financiën het erbij zou laten zitten. De houdsterverliesregeling heeft eigenlijk in mijn ogen zijn belang een beetje verloren, gezien de doelstelling die de regeling bij invoering had. "
Overbodige regeling?
Directe aanleiding voor het invoeren van de houdsterverliesregeling per 2004 was voorkomen van een budgettaire derving als gevolg van het Bosal-arrest. "Een grotendeels budgettaire maatregel dus die de houdsterverliesregeling na ruim tien jaar overbodig maakt", aldus De Smit. "Inmiddels zijn alle oude (pre-Bosal) (compensabele) houdsterverliezen door de tijd wel verloren gegaan. Bovendien kent de Wet op de vennootschapsbelasting ook nog de aftrekbeperking voor aan- en verkoopkosten van deelnemingen en de aftrekbeperking voor bovenmatige deelnemingsrente. Door al deze aftrekbeperkingen heeft de houdsterverliesregeling nauwelijks nog waarde. Daar komt nog bij dat het afzetten van deelnemingsrente tegen operationele winsten in hetzelfde jaar niet wordt voorkomen. In het kader van eenvoud ligt afschaffing van de hele regeling dus meer voor de hand dan wederom een nieuwe reparatiemaatregel."
Second best
Mocht afschaffing een brug te ver zijn vanwege de budgettaire aspecten hiervan, dan heeft De Smit nog wel een andere oplossing: "Ik vraag me hardop af waarom niet is gekozen voor schrapping van de temporele toets uit de houdsterverliesregeling? Die toets is in de parlementaire geschiedenis voorafgaand aan de invoering van de houdsterverliesregeling nergens (goed) toegelicht. Tekenend was dat ook A-G Wattel in zijn conclusies voorafgaand aan de vier Hoge Raad arresten slechts kon speculeren over de achterliggende doelstelling van de temporele toets. Afschaffing van deze toets heft het ‘probleem' op dat de staatssecretaris heeft met de uitkomst van deze arresten. De facto komt de schrapping van de temporele toets op hetzelfde neer als de nu voorgestelde aanscherping in de Fiscale verzamelwet 2015, maar dan een stuk eenvoudiger geformuleerd."
Bron: Redactie TaxLive
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Vennootschapsbelasting