Voor volgend jaar gelden nieuwe schijven en tarieven in de inkomstenbelasting.
Box 1
Schijven en tarieven – box 1
In 2022 daalt het tarief van de laagste belastingschijf naar 37,07%. In het regeerakkoord 2017-2021 heeft het kabinet aangekondigd het belastingstelsel te willen hervormen. Daarmee wil het kabinet onder andere de verschillen in fiscale behandeling van ondernemers en werknemers verkleinen en (meer) werken meer lonend maken.
Vanaf 2020 geldt al een tweeschijventarief voor de inkomstenbelasting en de loonheffing. Voor AOW-gerechtigden is er feitelijk sprake van drie belastingschijven. De schijven zijn geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor 2022, te weten 1,013. Vanaf 2022 zien de belastingschijven en -tarieven voor box 1 er als volgt uit:
1e schijf | 2e schijf | |
Inkomen | tot € 69.398 | vanaf € 69.398 |
Belastingtarief 2022 | 37,07% | 49,50% |
AOW-gerechtigd en geboren na 1945:
1e schijf | 2e schijf | 3e schijf | |
Inkomen | tot € 35.472 | tot € 69.398 | vanaf € 69.398 |
Belastingtarief 2022 | 19,17% | 37,07% | 49,50% |
AOW-gerechtigd en geboren voor 1946:
1e schijf | 2e schijf | 3e schijf | |
Inkomen | tot € 36.409 | tot € 69.398 | vanaf € 69.398 |
Belastingtarief 2022 | 19,17% | 37,07% | 49,50% |
De inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet daalt volgend jaar met 0,30%. Dat geldt zowel voor de werkgeversbijdrage als voor de bijdrage die o.a. uitkeringsgerechtigden verschuldigd zijn over hun pensioen-, stamrecht- en lijfrente-uitkeringen.
Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet | 2021 | 2022 |
Werkgeversbijdrage (hoge bijdrage) | 7,00% | 6,70% |
Bijdrage uitkeringsgerechtigden (lage bijdrage) | 5,75% | 5,45% |
Tariefcorrectie box 1
Als het inkomen van een belastingplichtige in de hoogste schijf inkomstenbelasting (49,50% in 2021) wordt belast, dan worden aftrekbare kosten ook tegen dit tarief in aanmerking genomen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan lijfrenteaftrek. Op deze hoofdregel zijn belangrijke uitzonderingen gemaakt.
Voor veel aftrekposten geldt de zogeheten tariefcorrectie waardoor deze in 2022 nog maar tegen een tarief van 40% in aftrek kunnen worden gebracht. Bijvoorbeeld voor de aftrekbare kosten van de eigen woning, zoals eigenwoningrente, erfpachtcanons en de bemiddelingsnota van de hypotheekadviseur. Deze kosten worden maximaal in aanmerking genomen tegen een tarief van nu 43% in 2021. Dat is dus 6,5% lager dan waartegen de inkomsten uit de eigen woning – met name het eigenwoningforfait – maximaal worden belast.
Met ingang van 2022 wordt de tariefcorrectie verder verhoogd. In onderstaand overzicht is de ontwikkeling van de tariefcorrectie tot en met 2023 te zien.
2021 | 2021 | 2023 | |
Maximaal aftrektarief | 43,0% | 40,0% | 37,05% |
De tariefcorrectie geldt niet alleen voor de aftrekbare kosten van de eigen woning, maar ook voor de volgende aftrekbare posten:
- ondernemersaftrek (zelfstandigenaftrek, aftrek speur- en ontwikkelingswerk, meewerkaftrek, startersaftrek, startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid en stakingsaftrek);
- MKB-winstvrijstelling;
- terbeschikkingsstellingsvrijstelling;
- aftrek van onderhoudsverplichtingen (alimentatie);
- aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten;
- aftrek van weekenduitgaven voor gehandicapten;
- aftrek van scholingsuitgaven;
- giftenaftrek;
- restant persoonsgebonden aftrek van voorgaande jaren;
- verliezen op beleggingen in durfkapitaal.
Voorbeeld
Carla en Bas zijn vorig jaar gescheiden. Carla moet aan Bas jaarlijks € 13.200 alimentatie betalen. Carla kan, gezien haar inkomen van ruim € 110.000 de alimentatie bij haar aangifte inkomstenbelasting over het belastingjaar 2021 aftrekken tegen 43%. Op netto-basis kost de alimentatie haar in 2021 € 13.200 -/- (43% x € 13.200 = € 5.676) = € 7.524. In 2022 is aftrek nog slechts mogelijk tegen 40%. Op netto-basis kost de alimentatie haar in 2022 € 13.200 – (40% x € 13.200 = € 5.280) = € 7.920. Haar netto lasten stijgen hierdoor met € 396.
De eigen woning in 2022
Volgend jaar wijzigt de eigenwoningregeling op meerdere punten. Het tarief waartegen onder andere de hypotheekrente maximaal in aftrek kan worden gebracht, daalt met 3% in 2022 en komt uit op 40%. Ook de ingezette beperking van de Hillen-aftrek wordt voortgezet. Hieronder staat de een tabel met daarin de wijzigingen voor 2022.
2021 | 2022 | |
Eigenwoningforfait* | ||
tot € 12.500 | 0% | 0% |
€ 12.500 - € 25.000 | 0,18% | 0,18% |
€ 25.000 - € 50.000 | 0,32% | 0,32% |
€ 50.000 - € 75.000 | 0,41% | 0,41% |
€ 75.000 - € 1.110.000 | 0,50% | 0,45% |
Meer dan € 1.110.000 | 2,35%** | 2,35%** |
Hillenaftrek | 90% | 86⅔% |
Box 1 toptarief | 49,50% | 49,50% |
Max. aftrektarief aftrekbare kosten | 43% | 40% |
(*) De grensbedragen per 1-1-2022 zijn nog niet bekend gemaakt.
(**) Het genoemde percentage van 2,35% geldt alleen voor de waarde boven dat grensbedrag.
Partners en de eigenwoningregeling
Dat de eigenwoningregeling met ingang van 2022 zou worden aangepast, is al aangekondigd in de brief van 31 augustus 2021. In het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2022 (OFM 2022) zijn de voorgenomen wijzigingen opgenomen. Van een grootschalige wijziging van de eigenwoningregeling is geen sprake. Die eer valt een volgend kabinet te beurt. Hier betreft het slechts een aantal technische wijzigingen. Wijzigingen overigens die de adviespraktijk niet onberoerd zal laten, want ondanks de belofte dat het om een vereenvoudiging zou gaan, kan van een echte vereenvoudiging nauwelijks gesproken worden. De eigenwoningregeling blijft ingewikkeld en adviseurs zullen zich opnieuw moeten verdiepen in een draai van de wetgever binnen deze regeling.
De wijzigingen houden verband met eigenwoningverleden van een belastingplichtige. Dat eigenwoningverleden bestaat uit verschillende onderdelen. In het kader van OFM 2022 gaat het specifiek om de volgende onderdelen:
- Eigenwoningreserve (art. 3.119aa Wet IB 2001)
- Aflossingsstand (art. 3.119d Wet IB 2001)
- Bestaande eigenwoningschuld (art. 10bis.1 Wet IB 2001)
Of dit eigenwoningverleden wel of niet deels overgaat op de partner hangt af van de situatie. In OFM 2022 worden vier situaties, met de daarbij voorgenomen maatregelen, beschreven:
- Partners die in algehele gemeenschap van goederen huwen: Een eigenwoningreserve van één van de partners gaat alléén voor de helft over op de andere partner als zij in algehele gemeenschap van goederen trouwen. In alle andere gevallen (koude uitsluiting, beperkte gemeenschap) vindt geen gedeeltelijke overgang plaats van de voorhuwelijkse eigenwoningreserve.
- Gehuwde en ongehuwde partners:
- Bij een gezamenlijke aankoop en financiering van een eigen woning wordt gekeken wat partners gezamenlijk maximaal kunnen financieren, rekening houdend met de eigenwoningreserve.
- Ook de inzet van de aflossingsstand wordt op gezamenlijk niveau beoordeeld.
- Bij gezamenlijke aankoop en financiering van een eigen woning kan de ruimte voor het aangaan van een bestaande eigenwoningschuld van de ene partner door beide partners naar rato van het schuldaandeel in de gezamenlijke schuld worden benut.
- Gehuwden in geval van boedelmenging:
- De overgang van een aflossingsstand naar rato van de gerechtigdheid tot de huwelijksgemeenschap vervalt. Een aflossingsstand blijft van de partner bij wie deze is ontstaan.
- Als de belastingplichtige zijn bestaande eigenwoningschuld heeft afgelost, kan dit overgangsrecht herleven tot uiterlijk 31 december van het jaar na aflossen. Als vóór herleving boedelmenging plaatsvindt door een huwelijk of wijziging van huwelijkse voorwaarden, gaat het recht op herleving niet langer deels over op de partner.
- Overlijden van een van de partners:
- Een nog uitstaande eigenwoningreserve gaat bij overlijden niet langer over op de langstlevende partner.
- Een aflossingsstand gaat bij overlijden niet over op de langstlevende partner.
Zelfstandigenaftrek
In 2022 wordt de zelfstandigenaftrek voor (zelfstandig) ondernemers verder verlaagd. Een ondernemer die aan het urencriterium voldoet, heeft recht op zelfstandigenaftrek. Over het bedrag van de zelfstandigenaftrek hoeft een ondernemer geen belasting te betalen.
Het kabinet heeft vorig jaar al aangegeven de zelfstandigenaftrek in een aantal jaarlijkse stappen van € 360 te verlagen naar een bedrag van € 4.510 in 2027. Vanaf 2028 wordt de zelfstandigenaftrek jaarlijks verminderd met € 110 tot uiteindelijk € 3.240 in 2036.
Tabel zelfstandigenaftrek t/m 2028:
2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
€ 6.670 | € 6.310 | € 5.950 | € 5.590 | € 5.230 | € 4.870 | € 4.510 | € 4.120 |
Tarief box 2
In 2022 blijft het tarief voor inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) ongewijzigd.
2021 | 2022 | |
Tarief inkomen uit aanmerkelijk belang | 26,9% | 26,9% |
Tarief box 3
Het heffingvrij vermogen stijgt in 2022 van € 50.000 naar € 50.650. Er is nog geen zicht op belastingheffing over het vermogen in box 3 tegen een werkelijk rendement. In het regeerakkoord van 2017-2021 heeft de regering de ambitie uitgesproken om de belastingheffing over inkomsten uit sparen en beleggen (box 3) meer in lijn te brengen met de werkelijk behaalde rendementen. Ondanks de aanpassingen van de box 3-heffing in de afgelopen jaren blijft het grootste probleem dat het fictieve inkomen in box 3 waarover belasting verschuldigd is, nog steeds afwijkt van het werkelijke inkomen.
Het vast veronderstelde (‘forfaitaire’) rendement wordt bepaald aan de hand van een gestaffeld verondersteld rendement. Hierbij geldt: hoe meer vermogen, des te hoger het verondersteld rendement.
Het heffingvrij vermogen stijgt in 2022 naar € 50.650 per belastingplichtige. Voor fiscale partners geldt een heffingvrij vermogen van in totaal € 101.300. De veronderstelde rendementspercentages zijn aangepast. Voor het spaardeel is dat -0,01% en voor het beleggingsdeel 5,53%.
2021
Van het gedeelte van de grondslag dat meer bedraagt dan | Maar niet meer dan | Wordt toegerekend aan spaardeel (0,03%) | Wordt toegerekend aan beleggingsdeel (5,69%) |
De vermogens-rendementsheffing over de grondslag bedraagt (tarief box 3: 31%) |
€ 0 | € 50.000 | 67% | 33% | 0,59% (afgerond) |
€ 50.000 | € 950.000 | 21% | 79% | 1,40% (afgerond) |
€ 950.000 | - | 0% | 100% | 1,76% (afgerond) |
2022
Van het gedeelte van de grondslag dat meer bedraagt dan | Maar niet meer dan | Wordt toegerekend aan spaardeel (0,01%) | Wordt toegerekend aan beleggingsdeel (5,53%) |
De vermogens-rendementsheffing over de grondslag bedraagt (tarief box 3: 31%) |
€ 0 | € 50.650 | 67% | 33% | 0,5460% (afgerond) |
€ 50.650 | € 950.650 | 21% | 79% | 1,3547% (afgerond) |
€ 950.650 | - | 0% | 100% | 1,7143% (afgerond) |
Heffingskortingen
In 2022 stijgt met name de arbeidskorting en daalt de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Heffingskortingen zijn kortingen op de te betalen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De arbeidskorting stijgt licht per 2022 en wordt langzamer afgebouwd. De inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt met € 395 verlaagd. Dit in verband met de financiering van de uitgaven die voortvloeien uit de invoering van de Wet betaald ouderschapsverlof. Hierna volgt een vergelijking van de heffingskortingen 2021-2022.
2021 | 2022 | |
Maximum algemene heffingskorting onder AOW-leeftijd | € 2.837 | € 2.874 |
Maximum algemene heffingskorting boven AOW-leeftijd | € 1.469 | € 1.487 |
Maximum arbeidskorting | € 4.205 | € 4.260 |
Maximum inkomensafhankelijke combinatiekorting | € 2.815 | € 2.534 |
Jonggehandicaptenkorting | € 761 | € 771 |
Ouderenkorting | € 1.703 | € 1.726 |
Alleenstaande ouderenkorting | € 443 | € 449 |
Heffingskorting groen beleggen (% van de waarde per 1/1) | 0,7% | 0,7% |
------------------------
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Inkomstenbelasting
Dossiers: Prinsjesdag 2021
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel