Staatssecretaris Snel van Financiën presenteerde op 23 februari 2018 zijn fiscale beleidsagenda. Op 9 mei 2018 heeft Snel meerdere brieven gestuurd aan de Eerste en Tweede Kamer, waarin hij deze plannen nader toelicht. KPMG Meijburg gaat in op de stand van zaken met betrekking tot twee belangrijke onderdelen uit het pakket: ATAD1 en de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting.

ATAD1

De staatssecretaris streeft ernaar om het wetsvoorstel ter implementatie van de eerste Europese richtlijn ter bestrijding van belastingontwijking (ATAD1, per 2019) voor het zomerreces aan de Tweede Kamer te sturen. In overeenstemming met eerdere berichtgeving geeft hij daarbij aan dat het kabinet betreffende het komende wetsvoorstel voor de ‘earnings-strippingregeling’ de volgende keuzes heeft gemaakt:

  • Er zal geen groepsuitzondering worden opgenomen.
  • Ook dit kabinet lijkt eerbiedigende werking voor op 17 juni 2016 bestaande leningen onwenselijk te achten. Een opening wordt mogelijk geboden door de opmerking dat naar aanleiding van het indienen van het wetsvoorstel voldoende gelegenheid bestaat om verder te spreken over het ‘al dan niet voorzien’ in eerbiedigende werking. Wel kan daarbij dan gelijktijdig de, blijkens het regeerakkoord, door het kabinet nagestreefde verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting worden meegewogen. Deze boodschap lijkt zo te moeten worden vertaald dat als er een overgangsregeling komt, bij de financiering daarvan wordt gedacht aan een (tijdelijk) minder grote verlaging van het vennootschapsbelastingtarief.
  • Er komt een drempel van € 1 miljoen.

Anders dan in eerdere berichtgeving wordt niet gesuggereerd dat er geen uitzondering komt voor langlopende infrastructuurprojecten. In plaats daarvan wordt opgemerkt dat gelet op staatssteun- en budgettaire risico’s een zorgvuldige weging moet worden gemaakt en dat de resultante van die weging onderdeel zal uitmaken van het in te dienen wetsvoorstel. Daarbij herhaalt de staatssecretaris dat woningcorporaties naar zijn mening geen openbare infrastructuurprojecten verrichten.

Over het schrappen van bestaande renteaftrekbeperkingen wordt slechts opgemerkt dat – zoals reeds bekend – de overnameholdingbepaling van artikel 15ad Wet Vpb met ingang van 1 januari 2019 zal worden geschrapt en dat artikel 10a Wet Vpb (gericht tegen winstdrainage) zal worden gehandhaafd. Het lijkt erop dat pas op Prinsjesdag 2018 bekend zal worden gemaakt welke andere specifieke renteaftrekbeperking(en) zal (zullen) worden geschrapt. Ook zal nog een keuze moeten worden gemaakt of het wenselijk is om een mogelijke samenloop van een renteaftrekbeperking en de nog in te voeren conditionele bronbelasting te voorkomen.

Op grond van ATAD1 moet voorts een maatregel worden geïmplementeerd tegen het ontwijken van belasting via laagbelaste gecontroleerde buitenlandse vennootschappen (‘Controlled Foreign Companies’, ‘CFC’s’), waarbij winsten behaald met mobiele activa worden verschoven naar deze CFC’s. Daarbij moet in grote lijnen een keuze worden gemaakt tussen model A, door middel waarvan in beginsel een aantal specifieke passieve inkomenscategorieën in de Nederlandse grondslag wordt betrokken en model B, waarin de door de CFC gerapporteerde winst op basis van het ‘arm’s length-beginsel’ aan Nederland(se functies) wordt toegerekend. De staatssecretaris kiest voor model A als het gaat om een CFC gevestigd in een ‘low tax jurisdiction’ (dat wil zeggen: een jurisdictie met een laag statutair tarief) of in een land dat voorkomt op de EU-lijst van niet-coöperatieve landen (‘EU blacklist’), tenzij sprake is van een wezenlijke economische activiteit. Dit laatste zal zich voordoen wanneer de CFC aan de substancevoorwaarden voldoet die thans al gelden voor toepassing van de inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting (zie link). Het is nog niet bekend wanneer sprake is van een laag statutair tarief; dit zal pas bij indiening van het wetsvoorstel bekend worden.

Voor andere landen wordt ‘slechts’ model B toegepast. De staatssecretaris wijst erop dat Nederland model B altijd al toepast. Deze opmerking suggereert dat het wetsvoorstel geen substantiële wetteksten zal bevatten ter implementatie van model B en mogelijk zal volstaan met de opmerking dat de huidige wetgeving reeds in overeenstemming met model B is.

Fiscale eenheid

De staatssecretaris heeft op 9 mei 2018 eveneens meer zicht gegeven op (de planning voor) het toekomstige concernregime, dat de aangekondigde spoedreparatiemaatregelen voor de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting zal moeten gaan opvolgen.

De staatssecretaris geeft allereerst nogmaals aan dat een grensoverschrijdende fiscale eenheid (met objectvrijstelling) voor het kabinet geen reële optie is en dat het voor de hand ligt om aan te sluiten bij bestaande concernregelingen in andere landen. Het vervangen van het huidige fiscale-eenheidsregime door een nieuwe concernregeling is complex, omdat een groot aantal regelingen in de vennootschapsbelasting samenhangt met de fiscale eenheid en dit maakt dat het proces tijd kost. De planning ervan is momenteel als volgt.

In de tweede helft van 2018 zullen inventariserende gesprekken plaatsvinden met diverse partijen. Dit zal resulteren in een keuzedocument, dat in de eerste helft van 2019 voor een internetconsultatie zal worden aangeboden. Naar aanleiding van de consultatie komt medio 2019 een hoofdlijnenbrief met een reactie op de internetconsultatie en een schets van het nieuwe concernregime. In de tweede helft van 2019 wordt een en ander uitgewerkt in een conceptwetsvoorstel. Medio 2020 zal dit conceptwetsvoorstel voor internetconsultatie (ten behoeve van meer technische input) worden aangeboden, waarna een definitief wetsvoorstel nog voor het eind van deze kabinetsperiode zou moeten worden aangeboden aan de Tweede Kamer. Over de inwerkingtreding en eventueel overgangsrecht heeft de staatssecretaris nog niets opgemerkt.

Uit het bovenstaande blijkt wel dat het proces enkele jaren duurt. Het huidige fiscale-eenheidsregime zal dus, na aanpassing door de spoedreparatiemaatregelen, de komende jaren voor ondernemingen het regime zijn waar men rekening mee moet houden.

Het wetsvoorstel met de spoedreparatiemaatregelen zal naar verwachting overigens nog steeds in het tweede kwartaal van dit jaar aan de Tweede Kamer ter behandeling worden aangeboden. Vanwege de terugwerkende kracht van het wetsvoorstel tot 25 oktober 2017, 11.00 uur en het feit dat het al in behandeling is bij de Raad van State, lijkt publicatie hiervan inderdaad nog voor de zomer te mogen worden verwacht.

Slotopmerkingen Meijburg

De hier besproken, maar ook overigens aangekondigde maatregelen zullen de Wet op de vennootschapsbelasting de komende jaren ingrijpend wijzigen. Vrijwel alle belangrijke onderdelen (waaronder renteaftrek, deelnemingsvrijstelling en fiscale eenheid) zullen worden geraakt. En omdat de meeste maatregelen voortvloeien uit Europese richtlijnen en OESO-initiatieven verandert er in andere landen eveneens veel. Zowel multinationals als het MKB zullen daarmee rekening moeten houden. Ver vooruit plannen zal de komende jaren niet eenvoudig zijn.

 

Bron: KPMG Meijburg

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting

Dossiers: Prinsjesdag 2018

0

Gerelateerde artikelen