Zoon verhuurt een van zijn moeder gekochte woning aan zijn moeder. Volgens de Hoge Raad verkrijgt de zoon de woning als fictief een legaat voor de heffing van erfbelasting. Het is hierbij niet van belang of er bij de (ver)huur zakelijk is gehandeld.
De zaak (
8 april 2016, ECL:NL:HR:2016:583 en TaxVisions editie 15 april 2016) verloopt als volgt. Moeder heeft een woning. De huurwaarde van de woning bedraagt volgens een taxateur € 7.800 per jaar (= € 650 per maand). De taxateur waardeert de woning in verhuurde staat op € 117.500. Moeder verkoopt het pand voor dit bedrag aan een zoon en diens partner. De WOZ-waarde bedraagt dan € 221.000. Moeder betaalt vervolgens een huurprijs van € 650 per maand. Een half jaar later overlijdt moeder.
De inspecteur van de Belastingdienst is van mening dat de zoon en zijn partner door het overlijden een ‘fictief legaat' hebben verkregen. Artikel 10 van de Successiewet ziet op deze situatie. Het komt er dan voor de heffing van erfbelasting op neer dat de woning geacht wordt krachtens erfrecht te zijn verkregen. De zoon krijgt hierdoor een flinke aanslag erfbelasting opgelegd. De zoon is het hier niet mee eens. Zijn moeder en hij hebben bij de (ver)koop en de (ver)huur volstrekt zakelijk gehandeld. Deze bepaling mag dan niet van toepassing zijn, vindt hij.
Hof Den Haag verwerpt de stelling van de zoon. De zoon gaat in cassatieberoep. Maar ook de Hoge Raad oordeelt dat er sprake is van de verkrijging van een fictief legaat. Of partijen al dan niet zakelijk hebben gehandeld, is voor toepassing van de regeling niet van belang. Belang voor de praktijk
Het draait in deze procedure allemaal om artikel 10 van de Successiewet. Daarin staat kort gezegd het volgende. Bij de verkoop van de woning door moeder heeft moeder, nu de huur te laag is vastgesteld, bij wijze van fictie een vruchtgebruikrecht op de woning verkregen. Bij het overlijden van moeder leidt dat ertoe dat de zoon en zijn partner geacht worden de woning krachtens erfrecht te hebben verkregen. Te laag is een huur die minder bedraagt dan 6% van de WOZ-waarde van de woning. Bij de overdracht is de WOZ-waarde € 221.000. Om onder de werking van deze bepaling uit te komen, had de huurprijs per maand ten minste € 1.105 moeten bedragen.
Moeder heeft niet ‘echt' een vruchtgebruik gekregen. Evenmin heeft de zoon ‘echt' een legaat gekregen. Maar dat is allemaal niet van belang. Van belang is slechts dat de wet voor de heffing van erfbelasting een fictief erfrechtelijke verkrijging constateert. En daarmee is de kous af. Of partijen zakelijk hebben gehandeld is dan niet van belang. Gesteld dat de huurovereenkomst zakelijk is – en daar heeft het vanwege de taxatie alle schijn van – hadden partijen om onder de werkingssfeer van artikel 10 Successiewet uit te komen een onzakelijk hoge huur moeten afspreken. Dat zou dan wel weer een bevoordeling van bevoordeling van zoon en diens partner – en daarmee een schenking van moeder – impliceren.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden
229