Een vrouw ontvangt bijstand. Achteraf blijkt zij daar geen recht op te hebben en moet zij terugbetalen. Na het overlijden van de vrouw spreekt de gemeente de man aan. Zijn betalingen zijn niet aftrekbaar.

De zaak (Hof Arnhem-Leeuwarden, 25 november 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9141) loopt als volgt. Een vrouw ontvangt van 1984 tot 1988 een bijstandsuitkering. Die uitkering blijkt onterecht ontvangen omdat zij verzwijgt dat zij in die periode samenwoont. In 1988 trouwt het stel in gemeenschap van goederen.

De kantonrechter oordeelt in 1989 dat de door de gemeente verstrekte bijstand onverschuldigd is betaald. De vrouw moet de bijstand terugbetalen. Het huwelijk eindigt in 1999 door echtscheiding. In 2009 overlijdt de vrouw. De gemeente verhaalt de nog niet terugbetaalde bijstand bij de man. Bij zijn aangifte inkomstenbelasting over 2011 brengt de man de betaling in aftrek. De inspecteur weigert de aftrek. Voor de rechter stelt de man dat de terugbetaling aftrekbaar is, hetzij als uitgave voor levensonderhoud, hetzij als negatief loon.

De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een boedelschuld waarvoor de man aansprakelijk is. De betaling is niet aftrekbaar omdat de kosten geen betrekking hebben op het levensonderhoud van zijn ex-echtgenote. Het hof is het daarmee eens en verwerpt tevens de stelling van de man dat er sprake is van negatief loon. Volgens het hof is daarvan geen sprake omdat er geen loon bij de man in aanmerking is genomen.

Belang voor de praktijk

De man deed in eerste instantie een beroep op artikel 6.3 aanhef en onderdeel c Wet IB 2001. Dit wetsartikel heeft betrekking op de situatie waarbij scheidende partijen een zogenoemd nihilbeding overeenkomen. Dat is een beding waarbij door een van de partijen afstand wordt gedaan van het recht op een uitkering tot voorziening in het levensonderhoud (alimentatie). Indien met toepassing van de Participatiewet (tot 2015: Wet werk en bijstand) bedragen kunnen worden verhaald, zijn deze bedragen aftrekbaar als onderhoudsvoorziening.

In deze casus oordeelt de rechter dat de schuld tot de gemeenschap van goederen behoort. Dat hoeft niet altijd het geval te zijn. Als een schuld aan een echtgenoot is verknocht, dan behoort die schuld tot het privévermogen van die echtgenoot. Verknochte goederen zijn goederen die in dusdanige mate aan een echtgenoot verbonden zijn dat zij niet tot de gemeenschap gaan behoren. In de uitspraak Rechtbank Den Haag 2 december 2005 werd de bijstandsschuld die de man bij het aangaan van het tweede huwelijk had verzwegen, als aan de man verknocht aangemerkt.
 

Lees ook 'Terugbetaalde bijstandsuitkering is geheel aftrekbaar'.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

19

Gerelateerde artikelen