De Hoge Raad oordeelt dat de pseudo-eindheffing over excessieve gouden handdrukken geen strijd oplevert met Europese wet- en regelgeving. Ook terugwerkende kracht is toelaatbaar.
In 2006 kent een werkgever aan haar directeur een resultaatafhankelijk aandelenplan toe. In mei 2008 krijgt de directeur van zijn werkgever de aandelen met een waarde van ca. 1,8 miljoen. De werkgever rekent deze verkrijging tot zijn loon.
 
In oktober 2009 eindigt de arbeidsovereenkomst met de directeur en kent de werkgever een aanzienlijk gouden handdruk toe. De werkgever draagt in overeenstemming met artikel 32bb Wet LB 1964 loonheffing af.
 
De Belastingdienst is echter van mening dat ook de in 2006 toegekende en in 2008 geleverde aandelen onder de werking van artikel 32bb Wet LB 1964 vallen. De werkgever is het hier niet mee eens en stelt dat de regeling en meer specifiek de terugwerkende kracht in strijd is met Europese wet- en regelgeving.
 
In laatste instantie oordeelt de Hoge Raad dat de gewraakte regeling is ingevoerd om het toekennen van vertrekvergoedingen te ontmoedigen die hoger liggen dan de - in 2008 al bestaande - norm uit de Nederlandse Corporate Governance Code. Daarmee streeft de regeling in de ogen van de Hoge Raad een legitiem doel na in het algemeen belang en kan er geen sprake zijn van strijd met Europese wet- en regelgeving.

Commentaar

In artikel 32bb Wet LB 1964 is de regeling belastingheffing over excessieve beloningsonderdelen opgenomen. Deze regeling houdt in dat een werkgever een extra loonheffing van 75% is verschuldigd over vertrekvergoedingen voor zover de toegekende verstrekvergoeding hoger is dan het toetsloon van de vertrekkende werknemer in het zogenaamde vergelijkingsjaar. Tot en met 2012 bedraagt de extra loonheffing 30%. Het vergelijkingsjaar is in principe twee jaar voor het jaar van ontslag.
 
De regeling geldt niet als het jaarloon in het vergelijkingsjaar minder bedraagt dan € 531.000 (in 2014).
 
Om te voorkomen dat werkgevers de extra loonheffing ontgaan door een deel van de gouden handdruk alvast toe te kennen in het jaar vóór ontslag kijkt de Belastingdienst ook naar dat jaar. Met dit arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de regeling opgenomen in artikel 32bb Wet LB toelaatbaar is.
 
Bron: Hoge Raad 20 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1463
 

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Loonbelasting

6

Gerelateerde artikelen